24 NOVEMBER 1977 1695
(Avond)
maar ik durf mijn handen in het vuur te steken voor
wat er op dit punt in de afgelopen jaren in Breda
is bereikt. Dat niet alles tot ieders tevredenheid
verloopt, kan ik mij voorstellen. We zullen verder
moeten gaan en we zullen verfijningen moeten aan
brengen door de contacten te verstevigen. Of op
dit ogenblik een organisatiedeskundige bij de
dienst openbare werken een belangrijke rol kan
vervullen, kan ik niet zeggen. Als er al een pro
bleem bij de dienst is, weet ik niet of het thans
zó duidelijk gesteld is, dat het hierdoor zou kun
nen worden "afgedekt". Anderzijds is de dienst van
openbare werken naar mijn oordeel mans genoeg
dat heeft men in het verleden ook kunnen merken
om, als blijkt dat er extra deskundigheid nodig is,
een beroep op de raad voor het aantrekken van een
externe deskundige te doen. We moeten niet links
of rechts uit de flank ergens een organisatiedes
kundige tegenaan kwakken en dan denken dat het al
dan niet vermeende probleem opgelost is.
Er zouden bij de dienst openbare werken en
dat was eigenlijk de motivering ambtenaren langs
elkaar heen werken. Ik wil niet de heilige in Je
ruzalem zijn: ik vind de dienst openbare werken in
Breda een voortreffelijke dienst waar ontstellend
hard wordt gewerkt, maar het is natuurlijk waar
dat je elkaar bij een dienst van 250 man niet elke
dag ziet. Steeds zal men moeten blijven nadenken
over verbeterde communicatiekanalenook binnen de
dienst, in het belang van de Bredase gemeenschap.
Het is mij bekend dat daar hard aan wordt gewerkt.
De heer Veelenturf heeft over de problematiek
van de open plekken in Breda en over artikel 10-
procedures gesproken. Dat onderwerp is in de raad
veelvuldig aan de orde geweest; men kent onze be
nadering op dat punt. De materie, waarover naar ik
meen wel eens commentaren in De Stem hebben gestaan,
is erg moeilijk: als het groene stukje in een oud
bestemmingsplan met de financiële vertaling in de
grondpool toch eindelijk wordt ingevuld, staat de
buurt op de achterste benen en weten we het met