24 NOVEMBER 1977 1723
(Avond)
aan de orde, voortvloeiend uit de agenda voor de
eerstkomende raadsvergadering, thans kunnen vele
andere aangelegenheden tijdens de commissieverga
deringen worden besproken, onder andere kwesties
die op verzoek van één of meer commissieleden via
de voorzitter op de agenda worden geplaatst. Ik
denk ook aan de steeds meer aangekaarte onderwer
pen tijdens de rondvraag, waarbij discussies en
informaties mogelijk zijn. Van groot belang zijn
ook de inlichtingen die door het college in een
zeer vroeg stadium aan de fracties worden verstrekt
en waarover voorlopige meningen in vrije, open
discussies worden verkondigd. Het gevolg is wèl
dat alle onderwerpen die in de begroting van jeugd
en sport zijn opgenomen al minstens één of enkele
keren in de commissie zijn besproken, zodat de
standpunten of voorlopige meningen van fracties en
colleges reeds bekend zijn. Vandaar mijn gevoel
dat wij hier thans bij de bespreking van de deel
begroting een verplicht nummer zitten op te voeren.
Met betrekking tot het functioneren van de
commissie jeugd en sport valt mijn oordeel zeer
positief uit, niet alleen vanwege de houding van
het college, dat de commissie zeer vroegtijdig
bij alle lopende zaken binnen de sector betrekt,
doch ook door de vaak toch wel goede, in ieder ge
val betere verstandhouding en door het goede over
leg tussen alle fracties. Bij moeilijke onderwer
pen waarbij weinig of geen partijpolitieke achter
gronden meespelen, wordt er vaak in een gezonde en
zakelijke sfeer gezocht naar een gemeenschappelij
ke noemer. Het is dan ook des opvallender dat de
ze goede sfeer van commissievergaderingen niet is
terug te vinden tijdens de discussies in de raad.
Ik ervaar het als zeer tegenstrijdig dat men in
de commissies waarvan ik deel uitmaak, wel begrip
voor elkaar heeft, doch in de raad vaak niet.
Ik kom thans toe aan enkele onderwerpen die
ik vanwege het bijzondere moment nog eens onder
de aandacht wil brengen.
Allereerst iets over de jeugdadviesraad. Vele