24 NOVEMBER 1977 1753
(Avond)
werknemers van elders afkomstig zijn.
Hoe is het in onze stad gesteld met de indus
triële werkgelegenheid? Ook hierover heeft onze
federatie vragen gesteld, hoe moeilijk dat mis
schien ook voor andere partijen is. Als je de ant
woorden leest, denk je als amateur-politicus:
"Zijn dit antwoorden op de gestelde vragen?" Je
moet dan constateren dat het om gevraagde informa
tie gaat en dat het van belang is te weten hoe het
bedrijfsleven er in de stad voorstaat. In de sec
torbeleidsnota is sprake van steun aan bestaande
bedrijven. Uit zulke antwoorden blijkt dat niet
veel steun te verwachten is. Men informeert en
meer niet. Dit geldt ook voor de Machinefabriek
Breda. Uit een Nehem-rapport blijkt dat ook deze
vestiging erbij betrokken kan worden. De vraag is
welke activiteiten het college te dien aanzien
heeft ontplooid. Is het college al geïnformeerd?
Kunnen de commissieleden het rapport inzien?
Vervolgens iets over industrieterreinen. In
dertijd is sprake geweest van een acquisitieplan
vanuit de BRIM dat een jaar in de ijskast is ge
zet omdat blijkt dat Breda te weinig industrieter
reinen bezit. Toch moeten wij zo'n 1.000 nieuwe
arbeidsplaatsen per jaar leveren. In dit verband
ben ik zeer geïnteresseerd in het initiatief van
de sociografische dienst met betrekking tot een
vestigingsklimaatonderzoek
Op de aanwijzing tot groeistad is de heer
Houben reeds ingegaan. Op dat gebied zijn wij be
nieuwd naar het antwoord van "Den Haag" op de
brief van het college van 20-4-77 betreffende de
nota "regionaal beleid 1977-1980", over de inves
teringspremieregeling voor vestiging en uitbrei
ding van zowel industrie als stuwende diensten,
dit alles in het kader van groeistad/werkgelegen
heid. De heer Mistelie heeft in zijn inleiding
voor de industriemiddag het N.EI-rapport aange
haald. Het zag er voor Breda allemaal goed uit.
Eén ding was hem in het rapport ontgaan, namelijk
dat de overheid, als zij werkelijk industriële