24 NOVEMBER 1977 1761
(Avond)
bekende term in het college is, geloof ik, "de
eigen broek ophouden": inderdaad zijn we hier ver
antwoordelijk voor onze eigen aangelegenheden, wat
veel problemen oplevert, maar wellicht is het ver
standig ook het begonnen overleg voort te zetten.
We moeten dan echter in het overleg zó veel in
breng kunnen hebben, dat wij medeverantwoordelijk
heid kunnen dragen. Dit is bepaald nodig om deze
zorg, die het college en de raad zal beheersen,
weg te nemen.
Dit is wat ik hier in het midden zou moeten
brengen, uit hoofde van mijn verantwoordelijkheid,
opgedragen door de raad, ten aanzien van het func
tioneren van de BRIM.
De heer MARTENS: Misschien mag ik een kort
antwoord geven op een vraag die de heer Van Ban
ning aan mijn adres heeft gesteld.
De VOORZITTER: Zoudt u daar de tweede termijn
voor willen gebruiken?
Wethouder VAN GRAAFEILANDIk zal uiteraard
de gemaakte opmerkingen gesplitst behandelen.
Mocht u, mijnheer de voorzitter, op een gegeven
ogenblik vinden dat het tijd wordt, dan is het
misschien mogelijk een cesuur tussen de beide on
derdelen van mijn portefeuille te maken.
Allereerst dan iets over jeugd, sport en re
creatie. Ik dank de heren Koertshuis, Martens,
Brooimans en Van Dongen voor hun zeer positieve
geluiden. Uiteraard worden die geluiden ook over
gedragen aan de mensen die zich bij de dienst met
de materie bezighouden.
De situatie met betrekking tot de jeugdad-
viesraad maakt onderdeel uit van het preadvies
over het rapport van het provinciaal opbouworgaan
ter zake van het ontwikkelingsbeleid. Officieel
bestaat daar nog geen collegestandpunt over. Het
gevoelen te dien aanzien ken ik wèl: het college
maakt er geen halszaak van. In eerdere stadia is
al gebleken dat er van diverse zijden prijs op