176
21 MAART 1977
leden van deze raad weten dat ik elke dag met de
moeilijkheden in de eerste lijn wordt geconfron
teerd en niet in het minst met het jeugdwerkloos-
heidsvraagstuk. Ik moet u eerlijk zeggen dat bij
wat ik dagelijks ondervind niet de leuze past:
jeugdloon is diefstal, waarbij dan niet is inge
vuld of het de jeugdigen of de werkgevers zijn die
stelen. Als het mensen in nood betreft moet de
vraagstelling waar de heer Welschen het over had,
namelijk wat wij met preventie bedoelen, heel
voorzichtig worden benaderd. Die vraag is op dit
moment niet aan de orde. Wij als C.D.A. wensen een
JAC dat zich ondanks de altijd te beperkte midde
len in eerste instantie zal inzetten voor de di
recte leniging van de nood van de jongeren. Ik
hoop dat het definitieve collegevoorstel dat ons
over enige tijd zal bereiken het JAC echt groen
licht kan geven, benevens de juiste middelen, waar
bij ik aan een beroepskracht en administratieve
krachten denk. Persoonlijk wil ik daar nog iets
aan toevoegen ik ben er namelijk zelf geweest
en wel een voor de jongeren acceptabele huis
vesting. Zoals wij al enigszins hebben aangekondigd
heeft het C.D.A. een werkgroepje in het leven ge
roepen, niet omdat wij zo eigenwijs zijn te menen
dat wij het beter kunnen dan anderen, maar het is
ook niet juist wat wordt gesuggereerd, namelijk
dat wij niet over voldoende deskundigheid zouden
beschikken; ik vind dat nogal een zware opmerking.
Wij doen in elk geval ons best en het college kan
ervan overtuigd zijn dat het werkgroepje binnen
het C.D.A. zeker bijdragen zal leveren tot het
liefst zo spoedig mogelijk uitbrengen van een pre
advies op grond waarvan het JAC, dat zich dus
dient te richten op de directe hulpverlening aan
jeugdigen in nood, goed zal kunnen functioneren en
het vertrouwen van de mensen in Breda zal kunnen
krijgen.
Wethouder VAN GRAAFEILAND: Ik denk dat mijn
beantwoording vrij kort kan zijn en in twee delen