25 NOVEMBER 1977. 1776
(Middag)
De heer Suurmeijer heeft ten slotte gevraagd
om cijfers met betrekking tot de ontwikkeling van
de werkgelegenheid in deze regio. Ik zou eerst een
algemeen plaatje willen geven en dat gaat over de
jaren 1975 en 1976. In 1975 hadden wij 50.435 ar
beidsplaatsen en in 1976 waren dat er 50.900, dus
een stijging van ongeveer 500 en die bevinden zich
met name in de dienstensector. In deze sector is
er een vrij belangrijke stijging van ongeveer
1.200 arbeidsplaatsen geweest en daar staat tegen
over dat de industriële sector met 900 arbeids
plaatsen verder is afgekalfd, een ontwikkeling die
wij ook hebben voorspeld en waaraan op het moment
buitengewoon weinig is te doen. Het is maar goed
dat wij die ontwikkeling tijdig hebben onderkend,
wij proberen dat zoveel mogelijk tot staan te
brengen en te verbeteren, maar dat neemt niet weg
dat uit deze ontwikkeling blijkt dat het pleidooi,
dat van deze kant van de tafel voor de dienstensec
tor iedere keer is gevoerd, van grote betekenis
moet worden geacht. In januari 1977 waren er in
Breda ongeveer 2.500 werklozen waartegenover een
vraag van ongeveer 300, dus circa 10 stond. In
oktober waren er nog 2.000 werklozen dat zijn
er dus 460 minder en daartegenover stond een
vraag van bijna 600. Dat betekent dat aan beide
kanten een redelijk gunstige ontwikkeling is te
ontdekken. Ik kan in de commissie economische za
ken nog wat gedetailleerder cijfers ter beschikking
stellen, maar dat lijkt mij op het moment wat te
ver gaan. In het algemeen is de werkloosheidssitu
atie in de gemeente Breda qua percentage iets gun
stiger dan de provinciale situatiein oktober was
dat in Breda 5h en in de provincie 5,7 Daar
staat tegenover dat het landelijk percentage in
oktober Ah was en dat betekent dat wij landelijk
gezien toch altijd wat minder goed zitten. Dit was
mede een antwoord op de vraag van de heer Veelen-
turf
De heer Dreef heeft een aantal zaken aan de
orde gesteld, die ons uiteraard goed bekend zijn.