1789 25 NOVEMBER 1977.
(Middag)
De heer DREEF: Het zou zeer interessant zijn
te weten wat het antwoord op een vraag kost. Dan
kunnen wij ons er eens op oriënteren of het wel
zinvol is vragen te stellen. Ik ben er niet van
op de hoogte en het doet mij ook weinig.
De heer VEELENTURF: Een vraag kan zinvol zijn,
als je met het antwoord kunt werken.
De heer DREEF: Het is zinvol te vragen om na
dere informatie met betrekking tot het aantal men
sen dat er werkt en dat door allerlei factoren
steeds in het ongewisse verkeert. Als er vanuit de
publiciteit signalen komen, vinden wij het noodza
kelijk dat het college daarop inspringt. Wij heb
ben er nu kennis van genomen dat dit niet aan de
orde is.
Ik ben de heer Van Banning dank verschuldigd
voor het feit dat ik in het verband van de Br.I.M.
in zekere zin positief ben gewogen. Ik weet niet
hoe het naar collega Ten Wolde is gegaan en mis
schien kan hij nog zeggen of hij zich in dezelfde
situatie als ik bevindt. Ik ben er zeer erkente
lijk voor dat ik wat de Br.I.M. betreft positief
ben gewogen. Ik heb achteraf begrepen dat er een
verantwoording vanuit de Br.I.M. naar de raad toe
heeft plaatsgevonden. Misschien kan de heer Van
Banning ook nog iets zeggen over de verantwoorde
lijkheid ten opzichte van het industrieschap Moer
dijk.
De VOORZITTER: De heer Van Banning heeft in
tweede instantie al het woord gehad.
De heer DREEF: Ik heb de heer Veelenturf al
toegezegd dat wij u weliswaar niet op zeer korte
termijn een notitie met betrekking tot de Raad
voor de Werkgelegenheid kunnen toesturen. Wat wij
op het oog hebben met betrekking tot het andere
punt, waarnaar hij heeft gevraagd, heeft duidelijk
met het Rotterdamse of het Utrechtse te maken en