25 NOVEMBER 1977. 1790 (Middag) ook daarover kunnen wij te zijner tijd wel een no titie laten verschijnen. Het is mijns inziens wei nig zinvol, omdat u al over veel gegevens beschikt maar wij zijn bereid dat op langere termijn De heer VEELENTURF: Ik ben blij met de toezeg ging van de heer Dreef. Het zou naar mijn mening misschien verstandig of nuttig zijn als de heer Dreef de notulen van de begrotingsbehandeling 1974 doorneemt, tijdens welke behandeling wij onze vi sie op het sociaal statuut daarover praten wij nu en niet over een sociaal vestigingsbeleid, want dat zijn duidelijk twee verschillende zaken hebben gegeven. Dat zou de heer Dreef tegelijk kun nen meenemen en tot op dit moment zijn wij er nog niet van overtuigd dat onze visie is gewijzigd. Ik wacht dit toch wel graag op korte termijn van de heer Dreef af. De heer DREEF: Ik zeg u niet dat het op korte termijn zal gebeuren, maar het zal wel in de loop van deze periode zijn. Met betrekking tot het so ciaal statuut kunnen wij de visie van de heer Veelenturf inderdaad in de bewuste notulen vinden. Het is ook u bekend dat er bij het ministerie van Sociale Zaken een ambtelijk advies vanuit de S.E.R ligt. Als dat zou komen, zou er nog met de fractie van de heer Veelenturf over kunnen worden gepraat. Het is mij nog duidelijk wat hij daarover tijdens de begrotingsbehandeling van 1974 heeft gezegd. De heer OOMENIk zou in het kort nog iets willen zeggen, omdat er anders misschien bij de mensen die luisteren en wellicht ook bij de heer Van Banning een misvatting blijft bestaan. In het concept-regeerakkoord tussen C.D.A. en V.V.D. staat wel dat de koopkracht tot ongeveer twee keer het modaal inkomen moet worden gehandhaafd, maar dat betekent dat de rijksoverheid minder inkomsten uit onder andere de B.T.W. zal hebben. Dat wil zeg gen dat op de collectieve en sociale voorzieningen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 1790