1793 25 NOVEMBER 1977. (Middag) haven, op een gegeven moment een standpunt in moeten bepalen. Daarvoor is uiteraard een nauw overleg met het stadsgewest nodig. Ik persoonlijk heb de indruk dat wij het project Reimerswaal in Brabant wel kunnen vergeten. Het lijkt mij correct de suggestie van de heer Suurmeijer met betrekking tot de Kamer van Koophandel op te volgen. De brief is net binnenge komen en ik weet dat ook de Kamer van Koophandel op de nota regionaal sociaal-economisch beleid heeft gereageerd. Wij zullen, voor zover mogelijk, daaraan gezamenlijk iets doen. Ik heb overigens ook weer niet de indruk dat het erg veel zal kunnen inhouden in de richting van Den Haag, om dat men tamelijk goed in de stoel zit en men waar schijnlijk niet zo gemakkelijk van het standpunt zal zijn af te praten. De heer Martens heeft zich vanuit zijn lid maatschap van de commissie jeugd, sport en recre atie een klein uitstapje in de richting van de werkgelegenheid en economische zaken veroorloofd. Het was zeer interessant. Ik heb de indruk dat ik er niet veel aan zou kunnen toevoegen. Wij hebben wel degelijk gestudeerd op het nut en de noodzaak van een raad voor de werkgele genheid. De heer Dreef kan dat zeker in vorige begrotingsbehandelingen terugvinden. Ik zou in plaats van naar de dochter naar de moeder moeten gaan ik moet u eerlijk zeggen dat ik toch lie ver naar de dochter ga om informatie in te winnen. Hij bedoelt dat natuurlijk anders, maar ik mag aannemen dat, wanneer wij corresponderen met bedrijven in Breda die deel uitmaken van een gro ter geheel, de informatie die wij van die bedrij ven krijgen juist is en dat wij die niet moeten gaan checken bij raden van bestuur in Eindhoven, in Duitsland, in Arnhem enzovoorts. Voor wat de beantwoording van vragen betreft zou ik willen zeggen dat men zich vanwege de kos ten niet gedwongen moet achten zinnige vragen niet te stellen. Dat zou te ver gaan, maar ik meen dat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 1793