25 NOVEMBER 1977. 1820
(Middag)
ten doen. Er bestaat natuurlijk het levensgrote ge
vaar dat er morgen in de krant de kop "continuïteit
van het slachthuis in discussie" staat en dat is
nu net datgene wat wij niet zouden moeten hebben,
want dan staat er overmogen een deputatie van de
220 werknemers op de stoep die mij zal vragen wat
er in hemelsnaam met ons slachthuis aan de hand is
en of de continuïteit inderdaad ter discussie is.
Dat is echter heel nadrukkelijk niet het geval.
Naar mijn mening is de prudentie in de tweede
plaats vereist omdat er op dit moment in de totale
slachthuiswereld een erg grote verwarring bestaat.
De specialisten onder ons weten allen wat er aan
de hand is, namelijk afschaffing van artikel 8,
rijkskeuring, et cetera en er wordt zelfs gezegd,
dat dit waarschijnlijk zijn invloed op de conti
nuïteit van vele andere bedrijven zal hebben. Het
zal onmiskenbaar ook zijn gevolgen hebben voor de
vleesstromen in Breda, hetgeen betekent dat wij
als die hele wereld in verwarring is omdat er nog
geen behoorlijke richtlijnen zijn en niemand nog
precies weet waaraan hij toe is, op dat moment moe
ten zorgen voor de broodnodige rust in het bedrijf.
Dat houdt in dat de begroting die wij aan de raad
hebben voorgelegd inderdaad een zeer voorlopige
begroting is dit in antwoord op de eerste vraag
van de heer Van den Wijngaard zij zal ingrij
pend moeten worden gewijzigd. Op 22 november jongst
leden is in de Eerste Kamer de wet aangenomen en
wanneer deze wet voor 1 december in het staatsblad
wordt afgekondigd, zal zij inderdaad op 1 januari
effectief zijn. Dat wil zeggen dat wij de volgende
week nog steeds een aantal slachthuisrechten zowel
voor de oude situatie als voor de nieuwe situatie,
dus twee verschillende verordeningen, in de commis
sie zullen brengen, zodat wij in ieder geval op
beide situaties zijn geprepareerd.
Vervolgens heeft de heer Van den Wijngaard
het probleem van de tarieven van runder- en var-
kensslachtlijnen aangesneden. De tarieven zijn
thans gelijk en dat is niet altijd het geval ge-