25 NOVEMBER 1977. 1852 (Middag) gemene beschouwingen over gesproken. Het gaat mij om de commissie cultuur die werkers en raadsleden samen een stuk beleid laat bepalen en ik zou u wil len vragen of deze kwestie in het college wel eens aan de orde is geweest en wanneer dat het geval is, zou ik graag van de wethouder vernemen welke erva ringen daarbij zijn opgedaan. De heer OOMEN; Ik ben een beetje kwaad. De heer Van Duijl heeft gezegd dat hij bij de duplie ken over de ontwikkelingshulp heeft gesproken, waarbij dezelfde argumenten als het vorig jaar zijn gebruikt. Dat is nu net het punt) Bij alle technische argumenten die hij tegen ons amendement heeft gebruikt moet ik ook lachen, maar dit amende ment is vier jaar lang ingediend en de heer Van Duijl had daarover kunnen nadenken en zich kunnen laten informeren bij allerlei instanties, van laag tot hoog, die hiermee te maken hebben. Hij dient toch wel te weten wat de inhoud daarvan is. Ik heb althans nog nooit een zinnig argument van de zijde van het C.D.A. gehoord om ons voorstel af te wij zen. In geen enkele vergadering van de commissie cultuur in de laatste vier jaar hebben wij er in houdelijk over gesproken en er is nooit gezegd waarom men er tegen is. Als je vanaf de Bijbel tot aan Schütz om even 2.000 jaar tegelijk te ne men dit alles bekijkt, als je ziet wat de wereld winkel doet en wat de commissie Claus en de Vasten brief van 1973, een zeer belangrijk stuk, aantonen, dan zou met name het C.D.A. mijns inziens toch moe ten beseffen dat er juist op dit gebied een ontwik keling dicht bij de basis, dicht bij de mensen gaande is. Wij stellen voor een fonds in het leven te roepen om initiatieven dicht bij de basis te kunnen ontplooien en ik begrijp dan niet dat men zegt dat deze kwestie niet in de gemeente speelt. Men gaat hiermee volledig in tegen de opvattingen van het C.D.A. en ook van prominente C.D.A.-ers en K.V.P.-ers, zoals mevrouw Klompé en wijlen me vrouw Mutsaerts, die op wereldniveau met deze aan-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 1852