25 NOVEMBER 1977. 1856 (Middag) Wethouder SANDBERG: Ik wil heel nadrukkelijk zeggen dat ik wil vasthouden aan de uitgangspunten van de raad, dat wij met de tariefstelling in Bre da geen eilandje moeten creëren en dat wij ons ten aanzien van de tarieven blijven conformeren aan de afspraken, die in het verband van VEGIN, VEWIN en VEEN en wat de electriciteit betreft met de P.N.E.M zijn gemaakt. Wij zijn best bereid mee te denken dat heb ik ook dinsdagavond gezegd in antwoord op vragen van de heer Van Duijl over de wij ze waarop een distributiebedrijf een bijdrage aan het beperken van het energieverbruik kan leveren. Wij beschikken daarvoor over een aantal instrumen ten, maar ik wil er niet het instrument van het tarief voor hanteren. Hiermee draai ik niet om de zaak heen, ik heb de heer Welschen duidelijk en luid antwoord op die vraag gegeven. De heer WELSCHEN: Het is gewoon niet waar. Ik heb gevraagd of u in de overkoepelende organisatie aan de orde wilt stellen dat Breda van mening is dat daarover eens moet worden gedacht en of u daarbij tegelijkertijd Breda wilt aanmelden als een mogelijk in het kader van die organisatie aan te duiden experimentele plaats. De wethouder wijst dat bij voorbaat af omdat dit door Breda niet kan worden gedaan, maar ik heb gevraagd het via en van uit die organisatie te doen. Wethouder SANDBERG: Ik meen dat de heer Wel schen en ik elkaar nu iets beter verstaan. Wanneer uit de studie, die wordt verricht op landelijk ni veau door het ministerie en de verenigingen van dis tribuanten, een progressief tarief te voorschijn zou komen dat tot iets ik weet niet wat zou kunnen leiden, dan sluit ik bepaald niet uit dat Breda daarvoor in aanmerking zal komen. Daarover wil ik best praten, maar ik wil vooruitlopend op de resultaten van die landelijke studie niet nu toezeggen dat Breda dan maar met zijn tarieven moet gaan experimenteren. Misschien begrijpen wij

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 1856