1895 25 NOVEMBER 1977.
(Avond)
organisatiemensen daar ook nog een oordeel over
hebben gegeven. Misschien zullen wij daar nadien
ook in de raad nog over spreken.
Wat de onroerend-goedbelasting betreft meen
ik dat onze gemeente de vierde of vijfde plaats in
neemt. U weet dat een en ander ook samenhangt met
de waardering van de panden. Als je hoog waardeert
en een laag tarief hebt kom je op hetzelfde uit
als wanneer je het andersom doet. Wat betreft de
opbrengst per inwoner en de waarde van de gebouwen
meen ik dat wij op de dertiende of veertiende
plaats zitten. Wij zitten dan nog altijd wel in de
top-20, maar er wordt slechts met zestien plaatsen
vergeleken, zodat we daar altijd wel in moeten val
len.
De methodiek van de meerjarenbegroting is
toegejuicht. Als bezwaar is echter naar voren ge
bracht dat thans bij de vaststelling van de meerja
renbegroting beloftes worden gedaan die wij later
niet kunnen nakomen. In de discussie met de heer
Crul heb ik de mogelijkheden en onmogelijkheden van
een meerjarenbegroting wat betreft het aanbrengen
van veranderingen geëtaleerd, maar ik wil dat nog
eens doen. Als wij nu instemmen met de meerjarenbe
groting doen wij daarmee geen beloftes voor de ja
ren 1979 en volgende. Het gestelde ten aanzien van
1978 is hard, maar dat voor het jaar 1979 komt het
volgend jaar opnieuw aan de orde, waarbij rekening
wordt gehouden met veranderde inzichten en opvat
tingen. Er worden geen verwachtingen gewekt ten
aanzien van nieuwe activiteiten welke in de jaren
1979 tot en met 1981 aan de orde zijn. Er wordt nu
geïndiceerd welke richting wij uit willen, maar
iedereen weet, ook de raad zelf, dat er andere om
standigheden kunnen komen en dat bijvoorbeeld de
rijksoverheid andere financieringsmogelijkheden
kan gaan afkondigen. Wij zullen dan met elkaar moe
ten bespreken wat we dan gaan doen. Het gestelde
voor de jaren 1979 en volgende bevat geen harde ge
gevens, maar wel bepalen wij de richting die wij
uit willen. Als wij die weg opgaan geloof ik dat