1917 25 NOVEMBER 1977. (Avond) De heer KAARSEMAKER: Ik heb nadrukkelijk ge zegd dat de Inspraaknota niet af was en dat wil na tuurlijk niet zeggen dat wij het met alles wat in die nota staat eens zijn. De VOORZITTER: Laten we daar nu eerlijk in zijn: u was het met de inhoud niet eens en u hebt gezegd dat de nota niet af was. Dat de nota niet af was wisten wij allemaal; dat was volkomen van zelfsprekend. Willen wij soms een Inspraaknota ma ken die geheel af is en die in het jaar 1980 nog geldt? Dat is uitgesloten. Een dergelijke eis mag aan bijna geen enkele nota worden gesteld, maar zeker niet aan een Inspraaknota. Wat dat betreft kan er mijns inziens geen verschil van mening be staan. De heer Kaarsemaker heeft verder gezegd dat er allerlei teleurstellingen zijn ontstaan. Ik ge loof dat ik het niet voor elkaar zal krijgen al die teleurstellingen weg te nemen. Ik kan de in- spraakkosten voor de gemeente niet precies kwanti ficeren, maar in ieder geval bedragen zij tonnen. Bij allerlei diensten, onder andere openbare werken en sport, blijkt de inspraak erg veel te kosten. Dat mag natuurlijk ook wel, maar men moet de in spraak toch niet zien als iets dat onbelemmerd door kan gaan. De heer Kaarsemaker heeft mijn citaat in zake de belemmerende en ontwrichtende werking van de inspraak erg goed verstaan. Hij heeft gevraagd hoe ik hier persoonlijk over denk, maar eigenlijk doet dat er weinig toe. Hoe het college en de raad hierover denken vindt u volledig verwoord in de Inspraaknota. Wat betreft de slogan "inspraak moet en inspraak doet je goed" wil ik stellen dat in spraak geen melk is die kan worden opgedronken. Ik weet niet of het wel goed is om veel melk te drin ken, want daarvan wordt je op de duur natuurlijk ook kotsmisselijk, maar in ieder geval moet ook in spraak met mate worden toegepast. De heer GOOS: Ik ben het niet eens met wat u

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 1917