22 MAART 1977 193 het totale college. Ik kan u wel zeggen dat ik daar persoonlijk als wethouder van openbare werken geen moeite mee heb, maar u, mijnheer de voorzit ter, en de wethouder van financiën hebben daarin ook een bepaalde say. De VOORZITTER: Het gaat hierbij om de proce dure ten aanzien van een bepaald stuk en de vraag waar met name het onderhavige stuk aan de orde moet komen. De heer Hendriksen heeft namelijk de vraag gesteld of dit en dergelijke stukken ook in een andere commissie aan de orde kunnen komen. Ik geloof niet dat het verstandig is daar zonder meer direct "ja" of "neen" op te zeggen, want eerst moet worden bekeken wat daarvan de consequenties zijn. Voor het moment lijkt mij dat de beste op lossing en ik stel u dan ook voor daarmee akkoord te gaan. De heer LAMBREGTSIk vind het altijd erg be zwaarlijk als je in een commissie, welke dan ook, met een voorstel wordt geconfronteerd waarover je eigenlijk niet inhoudelijk kunt spreken. Ik ver zoek u daarom in het kader van de begroting-1978 activiteiten die uit een bepaalde portefeuille voortvloeien ook in die portefeuille over te bren gen. De heer VAN ASSELDONK: Hier wreekt zich weer het feit dat er tijdens de behandeling van de be- groting-1977 veel te weinig aandacht aan deze aan gelegenheid is besteed. Ik hoor de directeur van openbare werken om kwart voor 1 1s nachts nog zeg gen: mijnheer Van Asseldonk, over deze zaak zou ik uren kunnen praten en daarom doe ik het maar niet. Vanuit de raad wordt nu het verzoek gedaan dit soort zaken onder te brengen waar men denkt dat die thuishoren, maar ik wil dat ontkrachten want dan is er sprake van een soort vestzak-broeizak- politiek; dan kan het voorkomen dat een carnavals vereniging eerst een subsidie van 35.000, krijgt, terwijl de volgende dag een rekening van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 193