25 NOVEMBER 1977. 1952
(Avond)
beoordeeld
Het tweede amendement betreft de instelling van
een raad voor de werkgelegenheid. Als wij dat amen
dement aanvaarden, aanvaarden wij de instelling van
een raad voor de werkgelegenheid zonder dat er een
taakomschrijving is geformuleerd. Bovendien zijn er
in Breda regelmatig periodieke contacten binnen
het BIC, het G.C.W. en het M.G.B. Daarnaast ligt
er een verzoek voor de Raad van de Arbeidsmarkt op
tafel om het geheel in studie te nemen, terwijl de
zaak aan de sociaal-economische commissie is voor
gelegd.
Er wordt tevens gevraagd om een organisatie
deskundige. Wij zijn van mening dat aparte organisa
tiemensen, die in dit geval zouden moeten worden
aangesteld voor het groot onderhoud, dwars door de
organisatie van een structuur, in casu de dienst
van openbare werken, heen werken. Een loslopende
man in een organisatie kan de organisatie als zoda
nig negatief beïnvloeden, terwijl hij juist voor de
organisatie is bedoeld. Wij zijn daarom geen voor
stander van dat amendement.
Over het amendement inzake de beerputten en de
electrische bedrading is lang gepraat. Beerputten
vallen binnen het pakket dat normaal mag worden ge
acht voor de woningen die onder de gemeente ressor
teren en een uitbreiding van de electrische instal
laties die groter woongenot tot gevolg heeft dient
volgens onze fractie te worden doorberekend in de
huren. Een dergelijke uitbreiding moet onzes in
ziens derhalve niet geheel ten laste van de gemeen
te komen. Op die gronden zijn wij geen voorstander
van dit amendement.
Er is ook een amendement ingediend, waarin
wordt voorgesteld dat wij als gemeente per inwoner
2,voor ontwikkelingssamenwerking beschikbaar
stellen. Wij rekenen dit, met inbegrip van de voor
lichting, tot een taak van de rijksoverheid. Wel
erkennen wij dat de gemeentelijke overheid bevoegd
is gelden beschikbaar te stellen voor activiteiten
op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking, die