1976
15 DECEMBER 1977
aanhalen, want ik meen dat de Stadsgewestelijke
Gezondheidsdienst en de adviseur van het college
in dezen waarschijnlijk veel beter dan ik u duide
lijk kunnen maken hoe slecht het roken is en hoe
goed het zou zijn, indien wij als gemeentebestuur
op de daarvoor geëigende plaatsen verboden zouden
instellen en anderzijds voorbeelden zouden geven
ten aanzien van deze kwestie, omdat het gewoon erg
belangrijk is dat het roken als een van de meest
gevreesde volksziekten wordt ingeperkt. Dit is een
argument te meer om te vragen dit vraagstuk eens
ten principale in de gemeenteraad te laten behan
delen en naar aanleiding van de brief van Dr. Meins-
ma een preadvies uit te brengen.
De VOORZITTER: De heer Oomen heeft zeer dui
delijk en minstens even uitgebreid gemotiveerd
waarom over de brief van de heer Meinsma van 1976
en het verlate antwoord - de heer Oomen heeft
niet ten onrechte over het "te late" antwoord ge
sproken - van het college daarop een preadvies
zou moeten worden uitgebracht. Heel kort samenge
vat - ik kan er niet zo lang over spreken als de
heer Oomen heeft gedaan - meen ik te mogen zeggen,
dat hij daarbij twee argumenten naar voren heeft
gebracht, welke in de eerste plaats de gevolgde
procedure en in de tweede plaats de feitelijke
reactie betreffen. Naar aanleiding daarvan is de
heer Oomen van mening, dat er door het college van
burgemeester en wethouders een preadvies aan de
raad moet worden uitgebracht.
Naar ik aanneem is dit ordevoorstel van de
heer Oomen voldoende ondersteund en derhalve zal
het door anderen kunnen worden beoordeeld. De gang
van zaken zal u bekend zijn. Er is een brief bin
nengekomen waarover - naar ik meen ook in de com
missie voor de volksgezondheid - is gesproken en
waarop een reactie van het college is gekomen. Ik
vraag thans uw reactie op het voorstel van de
heer Oomen hierover een preadvies uit te brengen.
De heer TEN WOLDE: Hoewel ik het mij niet