22 MAART 1977 197 Wethouder VAN DUN: Ik wil hier slechts zeer kort op ingaan, want als we hier diep op ingaan zal dezelfde discussie ontstaan die gisteravond al is gevoerd en die ons nogal heeft opgehouden. Ook hier is sprake van een samenloop tussen de artikel 19-procedure en een krediet voor het bouwrijp ma ken. Er is echter een verschil met het voorstel dat gisteravond aan de orde was, want in het kader van de Haagse Beemden gaat het college zonder de goedkeuring door g.s. krachtens zijn bevoegdheid met het door de raad verstrekte krediet voor het bouwrijp maken tot uitvoering over, terwijl het hierbij alleen om kredietverlening door de raad gaat. Ik wil vervolgens de fracties van de Partij van de Arbeid en de P.P.R. vragen of zij de ge dachte omtrent artikel 19, zoals die gisteravond is geëtaleerd, ten volle tot gelding willen doen komen of dat zij op de betreffende plaats bejaar denwoningen wensen. Dat is precies het bestuurlij ke probleem waar het college nu voor staat. Per soonlijk heb ik er geen enkel bezwaar tegen ik meen dat ook het college daar geen bezwaar tegen heeft t— dat ter wille van een slagvaardig bestuur van de raad wordt gevraagd een krediet voor het bouwrijp maken beschikbaar te stellen. Ik neem aan dat de provinciale overheid ter zake haar eigen broek zal ophouden, waarnaar wij in het kader van ordentelijk bestuur zullen handelen. Mevrouw STUTTERHEIM-EDELINGIk ben toch nog niet helemaal overtuigd van de noodzaak van deze snelle behandeling en bovendien vind ik dit een handelwijze die de standpunten van de verschillen de partijen in deze kwestie onnodig verhardt. De veronachtzaming van de lopende bezwaarschriften procedure acht ik kwalijk, want de burgers gaan zich afvragen wat het voor zin heeft af te wachten wat gedeputeerde staten besluiten als de gemeente daar toch al op vooruitloopt. Bovendien verwacht ik niet dat er zodanige vertragingen zullen optre-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 197