15 DECEMBER 1977
1987
kader van de werkgelegenheid goede vestiging voor
Breda en tot een akkoord komen over bepaalde voor
waarden, dan is het mijns inziens niet noodzake
lijk extra belastende voorwaarden in te bouwen,
zowel in de richting van erfpacht - u kent het
standpunt van het college daarover - als in het
kader van het opleggen van extra voorwaarden bij
eventuele verkoop ten aanzien van bepaalde winst
verwachtingen. Naar ik meen is het niet zinvol te
zeggen dat het onderhavige object wordt gekocht om
het in een later stadium te gaan verkopen en te
veronderstellen dat er dan misschien wel winst zal
worden gemaakt, hetgeen wij dan als een stuk extra
belasting zouden gaan invoeren. Als men op dit
standpunt gaat staan en dit soort voorwaarden, die
mijns inziens ongebruikelijk zijn in Breda en in
het West-Brabantse, gaat inbouwen, dan krijgt men
geen hond meer in Breda.
Met betrekking tot de inspraak vanuit Breda-
Oost heeft mevrouw Stutterheim terecht gesteld,
dat het hier een invulling binnen het vigerend be
stemmingsplan betreft. Naar mijn oordeel heeft het
college in een dergelijk geval een eigen verant
woordelijkheid ter zake van het verstrekken van de
bouwvergunning, daarin geadviseerd door de wel
standscommissie en de dienst openbare werken. Ten
aanzien van dit soort zaken plegen wij geen in
spraak
Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna over
eenkomstig het voorstel van burgemeester en wet
houders besloten.
5. bijlage nr. 416
VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT
HET AANGAAN VAN OVEREENKOMSTEN BETREFFENDE
VERWERVING VAN ONROEREND GOED. (D)
6. bijlage nr. 417
VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT
HET TOEKENNEN VAN EEN VERGOEDING IN DE KOSTEN
VAN VAKONDERWIJS LICHAMELIJKE OEFENING TEN
BEHOEVE VAN DE SCHOOL VERBONDEN AAN DE