15 DECEMBER 1977
2001
door ons onderschreven en misschien doen wij dit
- omdat wij er meer voor over hebben - nog wel in
sterkere mate dan in feite door het college wordt
gedaan. Echter, er wordt een doelstelling nage
streefd en een van de essentiële onderdelen daar
van is gebaseerd op een financiële exploitatie.
Dit is door u gedaan in de onderhoudsnota en daar
bij hebben wij vraagtekens gezet. Reeds bij de be
spreking daarvan in deze raad heb ik gesteld dat
een en ander wat opzet betreft veel vragen oproept
en financiëel zeer zwak is, waarbij ik u op een
paar voorbeelden heb gewezen. Volgens mij hebt u
daaraan niets gedaan, want ik heb er althans later
niets van gehoord. Het gaat ons om het feit, dat
de financiële onderbouw betrouwbaar moet zijn om
bij het rijk op de juiste wijze te kunnen aanklop
pen en daar niet op een bepaalde manier te worden
teruggestuurd. Daarop hebben onze vragen aan de
wethouder betrekking, waarop hij echter niet wenst
in te gaan. Blijkbaar weet de wethouder daarvan
niets af en dit is ons inziens een treurige zaak.
Gedurende een periode van één a twee jaar zijn de
ze voorstellen hier in de raad aan de orde gekomen
en elke keer opnieuw hebben zij met betrekking tot
de financiële onderbouw deze vragen, zoals "zitten
wij wel goed?" en "kunnen wij het wel aan?" opge
roepen. Ik vind het dan niet te accepteren dat de
wethouder van openbare werken in deze raadsverga
dering met een mondvol tanden zit. Mijns inziens
kan op de gestelde vragen - zeker op een aantal
daarvan - antwoord worden gegeven. Wij willen de
ze zaak niet ophouden en zouden best kunnen mee
gaan met de suggestie, dat wij in principe dit
voorstel ondersteunen en op de door ons gestelde
vragen in de commissie - wellicht ook in de com
missie financiën, omdat deze kwestie ook daarmee
wel raakpunten heeft terugkomen, maar dan met dien
verstande dat er nu van de zijde van het college
duidelijk op tafel komt, dat er op zo'n belangrijk
punt geen informatie is te geven en dat er finan
cieel gezien geen onderbouw is van dit voorstel.