2002
15 DECEMBER 1977
De VOORZITTER: Wil de heer Van Dun nog rea
geren op hetgeen in tweede termijn is gezegd?
Wethouder VAN DUN: Eigenlijk niet, mijnheer
de voorzitter. Ik vind het inderdaad treurig dat
de heer Crul de kwestie op deze manier durft aan
te pakken. Als het voor hem en zijn fractie zo'n
belangrijke aangelegenheid is, dan vraag ik mij
nogmaals af waarom er in de commissie van openbare
werken - die hiervoor is bedoeld - geen woord is
gezegd door de federatie van fracties en waarom
men op dit moment voor een verrassing zorgt door
nu in de om zeven uur aangevangen raadsvergadering
met dit soort vragen te komen over een beleidson
derdeel dat men zo sterk voorstaat. Waarom is er
niets gezegd in de commissie openbare werken en
waarom is er geen vooroverleg gepleegd? Ik weet er
genoeg van om er een heel betoog over te houden,
maar ik wil niet in dezelfde fout vervallen als de
heer Crul heeft gedaan. Hij moet niet zeggen dat
de wethouder met zijn mond vol tanden zit, want
hij weet wel beter. Hij weet heel goed dat de wet
houder bezig is met dit soort problematiek; het
staat zo ontstellend goedkoop dit soort kreten on
bewezen te slaken. Als wij beiden overtuigd zijn
van het belang van deze zaak, dan dient men zijn
standpunt in de commissie openbare werken naar vo
ren te brengen en zich tevoren tot mij te richten.
Dan moet men niet hier in de vergadering met een
veelheid van detailvragen op technisch gebied ko
men, die ik niet kan beantwoorden op de wijze zo
als de heer Crul dit zou willen.
De heer CRUL: De wethouder stelt dat er van
mijn kant met onbewezen stellingen wordt gekomen,
maar ik snap niet hoe hij tot een dergelijke uit
spraak komt. Ik vraag hem om informatie, want
daarvoor zitten wij hier immers bij elkaar.
Wethouder VAN DUN: Ik vraag u waarom u in de
commissie openbare werken niets hebt gezegd.
De heer CRUL: Op dat moment werd het niet