15 DECEMBER 1977
2019
VASTSTELLING VAN DE VERORDENING OP DE HEFFING
EN INVORDERING VAN RECHTEN VAN HET OPENBAAR
SLACHTHUIS. (S)
De heer VAN DEN WIJNGAARD: Namens de gehele
C.D.A.-fractie mag ik bij dit agendapunt het woord
voeren. Het lijkt een zeer simpel voorstel, dat
wij nu gaan behandelen. Niets is echter minder
waar. Het gaat nu over 90% van de totale inkomsten
van het openbaar slachthuis Breda, die in 1978
zullen worden ingebracht door onze gebruikers,
zijnde bijna 3 miljoen gulden. Gezien echter de
evolutie van het openbaar slachthuiswezen en keu
ringsdienst, voor de uitvoering waarvan wij per
1 januari 1978 staan, en gezien de besluiten die
reeds hedenavond zijn genomen lijkt het mij uiterst
verstandig een en ander eens nader met u te analy
seren.
Bij de behandeling van de begroting openbaar
slachthuis 1977 in de commissievergadering van
september 1976 heb ik, voordat ik mijn goedkeuring
aan deze rechten gaf, gesteld dat dit het laatste
jaar zou zijn dat het op deze wijze diende te ge
beuren. Ik heb toen gezegd eerst graag een kosten-
baten-analyse en een discussie te willen hebben,
voordat wij verdere besluiten dienaangaande zouden
nemen. Ik zou graag zien dat de wethouder zijn ge
heugen nog eens even via de desbetreffende notulen
opfrist.
Vervolgens heb ik dit ter wille van de impor
tantie van deze financieel omvangrijke kwestie,
na mijn fractie te hebben gehoord, nogmaals mogen
stellen bij de algemene begrotingsbehandeling af
deling bedrijven tijdens de avondvergadering op
12 november. Men leze hiervoor de notulen op blad
zijde 2005 en 2006. Nadien kreeg ik op 29 maart
1977 een steuntje in de rug via het accountants
rapport 1975. Een kosten- en batananalyse per be
drijfsonderdeel werd in het vooruitzicht gesteld
door de directeur, waarbij ik nogmaals de noodzaak
daarvan - men zie de desbetreffende notulen - heb