222 22 MAART 1977 dan niet tot overeenstemming zal leiden. Samenvattend kan ik zeggen dat het college niet in staat is voor het ganse project thans reeds een kostenraming te voorschijn te toveren. Jaarlijks of tweejaarlijks zal een en ander in ge zamenlijk overleg moeten worden bekeken. Wanneer ik factoren als de inflatie en de loonkostenont wikkeling buiten beschouwing laat, verwacht ik dat de invloed op het tarief in een bedrag tussen 0,05 en 0,30 tot uiting zal komen. Ik heb mij in die zin uitgelaten in de commissie en dat is een uitspraak waar ik nog steeds achter sta. Ik voeg hier nog aan toe dat aan Casema in formatie is gevraagd over het effect van de kosten qua investering op het tarief van de eerste 1.000 aansluitingen in de Haagse Beemden. Wij meenden dat men ten dien aanzien een indicatie zou kunnen geven. Welnu, Casema heeft mij in dit verband een bedrag van 0,02 a 0,03 genoemd. Hiermee zou ik mijn antwoord in eerste in stantie willen besluiten, waarbij ik aanteken dat ik nog geen gelegenheid heb gehad om de motie na der te bestuderen. De VOORZITTER: U hebt haar al wel enigermate besproken. Wij zullen de vergadering nu onderbre ken voor de pauze, waarin ook aandacht aan de in gediende moties zou kunnen worden besteed. Ik schors de vergadering. PAUZE. De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van agendapunt 40. Er is nogal veel belangstelling voor het bestuur van het land, maar ik meen dat we eerst moeten proberen ons werk af te maken. De heer VAN DEN WIJNGAARD: Ik ben tevreden met het antwoord van de wethouder, te meer daar hij heeft gezegd enige spijt te hebben van de me dedeling die in het voorstel over de financiën wordt gedaan. De hoofdzaak van het onderhavige

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 222