236
22 MAART 1977
Majellawijk, voor het gebied Leuvenaarstraat/Mid-
dellaan en tot een niet onaanzienlijk bedrag
voor de Marksingel en omgeving, zodat er aankopen
in voorkomen die zich in de binnenstad zullen gaan
voltrekken. Hier zijn beleidsvoornemens in het ge
ding, deels gestoeld op de vergadering van de raad
d.d. 8/9 maart, deels gestoeld op de nota werkter
reinen van mijn collega Van Graafeiland en voor
een ander deel gestoeld op de plannen met betrek
king tot de verkeerssituatie in Breda die in het
verleden aan de orde zijn geweest. Dit zijn enke
le uitgangspunten op basis waarvan we gaan aanko
pen.
Wanneer nu de vraag aan de orde komt of er
in het aankoopprogramma prioriteiten kunnen worden
aangebracht, moet ik erop wijzen dat de gemeente
van diverse factoren afhankelijk is: in de eerste
plaats het tempo waarin de dienst openbare werken
de dingen kan verwerken, in de tweede plaats het
goedkeuringsbeleid van gedeputeerde staten, in de
derde plaats ik denk aan de Gerardus Majella
wijk gedachten over inspraak en zo zijn er nog
wel meer factoren te noemen waarvan onze werkwij
ze afhankelijk is.
De heer CRUL: In feite spreekt u nu toch in
de geest van de motie.'
Wethouder VAN DUN: Nog steeds, en als we ver
der gaan, komen we
De heer CRUL: Blijft u dat ook doen?
Wethouder VAN DUN: Nee, dat is niet mijn ge
woonte
Ik ga verder en ik constateer dat de heer
Crul een ander element heeft ingebracht. Afgezien
van mijn betoog, waarvoor ik kennelijk de instem
ming van de heer Crul kan verwerven, heeft hij er
aan herinnerd dat bij de behandeling van de bin-
nenstadsbesluiten op 8 en 9 maart 1976 door ieder
een de versterking van de woonfunctie in de bin^-
nenstad van groot belang is genoemd. Ik ontken