260 14 APRIL 1977 het geval is. De heer OOMEN: Ik heb vastgesteld dat het niet gebruikelijk is, maar dat ik zulks betreur. Wethouder DE RAAFF: Dan had ik u niet goed begrepen. Het is inderdaad niet gebruikelijk en ik zie ook niet in waarom het wèl zou moeten gebeuren hoewel ik er aan de andere kant ook weer geen on overkomelijke bezwaren tegen heb. Van belang is dat volgens de statuten die er nu eenmaal zijn, het college van regenten zelf uitmaakt wie het op een voordracht wenst te zetten, waarna wij over de voordracht kunnen besluiten. Ik geloof niet dat wij opmerkingen kunnen gaan maken. De heer Oomen zou graag willen weten of de bewoners inspraak hebben gehad en of een en ander niet buiten de bewoners om gaat. Ik geloof dat daarover niet zonder meer een oordeel kan worden uitgesproken. Ik heb altijd de indruk dat men blij moet zijn als er mensen te vinden zijn die in col leges zitting willen nemen. Natuurlijk kan ik het college van regenten vragen in voorkomende geval len te overwegen of het mogelijk is dat de bewo ners inspraak hebben, maar ik zou dit voorstel daarvan niet willen laten afhangen. De heer OOMEN: Het is duidelijk dat wij het niet met de wethouder eens zijn. Wij zullen dat in de stemming tot uitdrukking laten komen. De VOORZITTER: Wij gaan over tot stemming. Ik benoem tot leden van het stembureau de heren Oomen Suurmeijer en Van Dongen. Bij de stemming worden ingeleverd 29 stembil jetten, waarmee worden uitgebracht: 16 stemmen op de heer mr. J.J.M. Hertoghs; 1 stem op de heer mr. J.M. Houben; 11 blanco stemmen 1 ongeldige stem. Hiermee is de heer mr. J.J.M. Hertoghs be noemd

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 260