264 14 APRIL 1977 moeten worden behandeld. Ik zou echter het verband met de sociale aspecten niet uit het oog willen verliezen en ik stel derhalve voor dergelijke voorstellen in het vervolg zowel in de commissie openbare werken als in de commissie maatschappe lijke dienstverlening te behandelen. Ik acht het van belang dat het college dat op een of andere wijze mogelijk maakt. De VOORZITTER: Namens het college zal eerst door wethouder De Raaff en vervolgens door wethou der Van Dun worden geantwoord. Men ziet dat de dingen ook in het college van twee kanten worden bekeken Wethouder DE RAAFF: Ook uit de vragen blijkt dat deze voorstellen twee kanten hebben. De heer Van Dongen heeft terecht gezegd dat de voorstellen in verband met subsidietechnische overwegingen in de commissie maatschappelijke dienstverlening te recht zijn gekomen. In de commissie is de vraag of dergelijke voorstellen niet in de commissie open bare werken zouden moeten worden behandeld, even eens aan de orde geweest. Ik geloof dat behande ling in de commissie openbare werken inderdaad zinvol zal zijn; het ligt in onze bedoeling daar over in het college te beraadslagen en te beslis sen. Of behandeling in béide commissies gewenst is, weet ik nog niet. Ons college probeert de aan de orde komende onderwerpen zo veel mogelijk in één commissie te behandelen. Het lijkt mij goed er in het college over te spreken of voorstellen als de onderhavige in het vervolg in beide commissies zullen worden behandeld, of dat ze van de commis sie maatschappelijke dienstverlening naar de com missie openbare werken zullen worden overgeheveld. De overige gemaakte opmerkingen liggen naar ik meen op het gebied van mijn collega Van Dun. Wethouder VAN DUN: Ik meen dat de heer De Raaff over de commissiebehandeling wijze woorden heeft gesproken. In het reglement van orde staat mijns inziens altijd nog dat de voorzitter van de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 264