14 APRIL 1977
265
raad uitmaakt in welke commissie iets aan de orde
komt, in verband waarmee ik ervoor zou willen
pleiten de dingen zo ongecompliceerd mogelijk te
houden
De heer Van Dongen heeft gevraagd of het geen
zin heeft de bewoners in begrijpelijk taal te ver
tellen wat hier aan de hand is. Ik geloof dat dat
niet nodig is, omdat, zoals in de stukken staat,
datgene wat aan de verbetering van het leefmilieu
wordt gedaan, in overleg met de bewoners gebeurt.
Men weet wat er aan de hand is en de voorstellen
zijn in gezamenlijk overleg voorbereid. Mijns in
ziens is niet nodig de bewoners nog eens een af
zonderlijke mededeling te doen over de activitei
ten die zullen worden ondernomen.
Namens de C.D.A.-fractie heeft de heer Van
Dongen een beroep op de wijk zelf gedaan. Hij
meent dat hetgeen uiteindelijk tot stand komt het
bezit van de wijk moet worden en dat men gezamen
lijk moet proberen het te behouden. Ik vind dat de
heer Van Dongen daar gelijk in heeft en ik hoop
dat zijn beroep in de wijk overkomt.
Dat het buiten mooier wordt dan binnen, hoe
ven we naar ik meen niet te vrezen. Voorstellen
van deze soort komen namelijk pas aan de orde als
we in renovatiewijken aan de gang zijn. Pas dan
kunnen we over de verbetering van de leef- en woon
omgeving praten en is de subsidieregeling van
kracht. Als we tegelijkertijd met de renovatie ac
tiviteiten op het gebied van deze regeling ont
plooien, zijn we naar ik meen ook duidelijk op het
spoor van de verbetering van de eigen woningwaar
men zichzelf in terugvindt.
De heer Van Dongen heeft een moeilijke vraag
gesteld over de artikel 19-procedure voor de Ge-
rardus Majellawijk. Ik zit daar een beetje mee.
Men weet dat enigszins onverhoeds in de krant
heeft gestaan dat gedeputeerde staten geen verkla
ring van geen bezwaar voor een aantal gedeelten
van de Gerardus Majellawijk zullen afgeven. Ik
moet zeggen dat ik dat persoonlijk kwalificeer als