266
14 APRIL 1977
een stuk panische angst voor de toepassing van
artikel 19, dat nog steeds men kent het stand
punt van het college daarover een artikel van
de wet op de ruimtelijke ordening is. Als er nu
óóit in Breda plannen rijp voor een artikel 19-
procedure zijn geweest, dan zijn het wel de plan
nen voor de Gerardus Majellawijk, want wij zijn al
zes jaar bezig iets voor die wijk tot stand te
krijgen. Het verdriet mij buitengewoon dat het
provinciaal bestuur geen kans heeft gezien op een
gegeven ogenblik een besluit te nemen in het kader
van de zorg die de gehele raad ten aanzien van de
herbouw van de Gerardus Majellawijk omgeeft.
Tot mijn grote vreugde heeft het niet-afgeven
van de verklaring van geen bezwaar geen betrekking
op de gehele Gerardus Majellawijk, zodat we in de
"Badhuissituatie" kunnen beginnen, mits we de her^-
huisvestingsproblematiek voor een aantal bewoners
kunnen oplossen. Gisteren zijn we met een gesprek
met de bewoners over herhuisvesting gestart. Ove
rigens wordt het besluit van gedeputeerde staten,
inhoudende dat zij het opnieuw stichten van de Ge
rardus Majellawijk via artikel 19 niet toelaten,
door mij en anderen ernstig betreurd, omdat het
tot vertraging leidt bij de verwezenlijking van
hetgeen deze raad unaniem wenst te bereiken.
De heer GEENE: Ik wil graag aan de wethouder
een korte vraag stellen. Het interesseert mij in
hoge mate wat uitgebreide inspraak in een vroeg
stadium nog voor zin heeft. Als nu een plan een
maal met de bewoners wordt doorgesproken en opge
zet en men maakt dan nog bezwaar tegen de toepas
sing van artikel 19, begint het mij wat onduide
lijk te worden. Er is dan in de eerste plaats
tijdsverlies door de inspraak, hetgeen acceptabel
is, en vervolgens wordt er nog eens tijd verloren
doordat men de toepassing van artikel 19 niet wil
accepteren. Ik dacht dat de uitgebreide inspraak
nu juist was bedoeld om verder tijdsverlies te
voorkomen. Graag zou ik de mening van de wethouder