14 APRIL 1977
279
aan het bekende "kluitje in het riet". De werkers
van De Pluu hebben blijkgegeven van idealisme,
maar ook van realiteitszin. In het bijzonder mag
hier worden gewezen op een aanpassing met betrek
king tot het eisenpakket rond de accommodatie, als
mede op de bezorgdheid voor de inhoud van het werk.
De heer Lambregts en ik weten uit vele contacten
met deze werkers hoe serieus ze het menen en hoe
goed ze het willen gaan doen. Het is mij bekend
dat enthousiaste jonge kerels het hebben laten af
weten. Zij wilden iets gaan doen en zij voelden
zich niet geroepen te wachten totdat een organisa
torische oplossing zou zijn gevonden. Ik hoop dat
de huidige werkers erin zullen slagen deze idea
listen terug te krijgen voor dit werk.
Met de "aanhouder" bedoel ik ook het college
en in het bijzonder wethouder Van Graafeiland. Het
is weer gelukt in overleg tot een goede oplossing
te komen, vooral gericht op de accommodatie.
Nu begint echter het eigenlijke werk. Nu ko
men de teleurstellingen voor de werkers. Ik denk
dan niet aan teleurstellingen van financiële,
structurele, organisatorische en technische aard,
maar aan teleurstellingen die verband houden met
het werken met jeugdigen zelf. Het is heel normaal
dat zulke teleurstellingen zich voordoen, maar
daarom is het nog wel jammer.
Eén ding staat vast. Deze activiteit staat of
valt met de deskundigheid van degenen die in het
centrum de leiding hebben. Luid en duidelijk wil
ik zeggen dat de C.D.A.-fractie onder "deskundig
heid" geen theoretische of gediplomeerde deskun
digheid verstaat. Onder "deskundigheid" verstaan
wij: hart voor de jeugdigen, waarbij we "hart" met
een t en niet met een d schrijven. Veel theoretici
kunnen het heel mooi en ook lang zeggen, maar
zij hebben dan geen tijd meer om nog iets te gaan
doen; op die manier verandert er weinig en daarvan
krijgen dan anderen de schuld.
Namens de C.D.A.-fractie spreek ik de hoop
uit dat het bestuur en de leiders zich van meet af