14 APRIL 1977 287 n besloten. om- y~ 44. bijlage nr. 160. NOTA VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS INZAKE -L TOEPASSING VAN ARTIKEL 56 VAN DE WONINGWET. (D) - Mevrouw VAN ROOIJ-VAN DEN HEUVEL: Bij de be sluitvorming ten aanzien van de binnenstad van 8 en 9 maart 1976 viel een zwaar accent op het be er- houd en het versterken van de woonfunctie in de d- binnenstad. Als uitvloeisel van de toen genomen besluiten en als instrumentarium voor het te berei ken doel dachten wij aan het toepassen van artikel 56 van de woningwet, toegespitst op de binnenstad. Wij zijn blij met de vóór ons liggende nota, waar in het college schetst hoe het voornoemd artikel nu wil gaan toepassen. Gezien de complexe proble T matiek zijn wij het eens met de door burgemeester E- en wethouders aangegeven gradaties in toepassing van artikel 56. Deze vloeien immers voort uit de basisbesluiten voor het structuurplan voor de bin nenstad. Omdat de toepassing van artikel 56 voor ons een nog vrijwel onbekende materie is, zien we IT BU- uit naar de al in de commissie toegezegde evalua tie over ongeveer een jaar. De heer HOUBENMevrouw Van Rooij heeft mijns inziens goed aangegeven dat de voltallige gemeen T teraad op 8/9 maart 1976 meende dat we door de toepassing van artikel 56 een goed middel in handen ZON- zouden hebben om de woonfunctie in de binnenstad te kunnen behouden. Vanuit die achtergrond hebben onze fracties van harte met de aanvraag ingestemd. Bij kennisneming van de nu verschenen nota T van het college, alsmede uit de discussies in de raadscommissies, is gebleken dat er nogal veel be perkende bepalingen zijn ingevoerd waardoor het zeer waarschijnlijk is dat slechts een miniem deel van de woningvoorraad in de binnenstad door de de- toepassing van artikel 56 kan worden behouden. We zouden de beperkende bepalingen in twee groepen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 287