14 APRIL 1977 289 gewezen dat het oorspronkelijk de bedoeling was door de toepassing van artikel 56 alle woningen, ook de duurdere, te behouden. Nu zouden wij willen voorstellen een verzoek te richten tot de Kroon met de vraag of het niet mogelijk is de beperkende bepalingen ten aanzien van het criterium "goed en goedkoop" te schrappen. Wij hebben te dien aanzien een motie geformuleerd, die ik bij dezen gaarne indien. De door de heer Houben ingediende motie luidt als volgt: "De raad van de gemeente Breda, in vergadering bijeen op 14 april 1977, gelezen het Koninklijk Besluit van 21 juni 1976 waarin Breda is aangewezen als gemeente waar art. 56 van de woningwet van toepassing is voornamelijk voor de instandhouding van goede en goedkope woningen, en gelezen de daaraan ten grondslag liggende overweging dat in de binnenstad van Breda nog grote be hoefte bestaat aan goede en goedkope woningen, overwegende dat: - de aanvraag van Breda d.d. 4 mei 1976 voor toepassing van art. 56 zich niet beperkte tot goede en goedkope woningen, - het artikel 56 zelf ook geen beperking noemt, - Breda de aanwijzing gevraagd heeft voor het behoud van in beginsel alle woningen in de binnenstad voor woondoeleinden nodigt het college uit een verzoek in te die nen om bovengenoemde beperking tot goede en goedkope woningen in de aanwijzing te schrap pen." (motie-Houben nr. 1) Voldoende ondersteund zijnde maakt de motie van de heer Houben mede onderwerp van beraadsla ging uit. De heer TEN WOLDEIk begrijp het betoog van de heer Houben over "goed en goedkoop" niet

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 289