292
14 APRIL 1977
het voorstel. Het gaat dan om gedifferentieerde
toepassing van artikel 56 in de binnenstad, waar
bij rode, groene en gele gebieden worden onder
scheiden. Naar onze mening krijgen, vooral in de
groene en gele dus de minst beschermde ge
bieden, de zakelijke belangen erg veel gewicht.
Zelfs al zouden er na de "zeef" van het criterium
"goed en goedkoop" nog woningen overblijven die
voor een vergunning tot onttrekking aan de woon
bestemming in aanmerking komen, dan zou de niet-
woonbestemming, die in het zakelijk belang naar
voren zou kunnen komen, nog in vele gevallen winnen.
In de discussies in de commissies is niet
weerlegd dat de beperkingen vrij sterk zijn. Er
kon echter niet worden aangegeven hoeveel woningen
bij toepassing van artikel 56 behouden kunnen
blijven; zelfs een raming bleek niet mogelijk.
Naast de beperkte werking van artikel 56 door
de toespitsing op "goed en goedkoop"doet zich
ook nog het probleem van de doelstellingen voor.
Uit de uitleg van de wethouder en de aanwezige ju
risprudentie blijkt dat Breda met de aanvraag om
toepassing van artikel 56 een andere bedoeling
heeft gehad dan aan het artikel ten grondslag
heeft gelegen. Het artikel is bedoeld om de be
staande woningvoorraad te behouden; Breda vroeg de
toepassing ervan aan als middel in het kader van
een ruimtelijk beleid in de binnenstad. Vandaar
mag naar onze mening de gedifferentieerde toepas
sing naar gebied die in de nota van het college
wordt genoemd, niet worden ingevoerd, omdat deze
toepassing, gezien de bedoeling van het wetsarti
kel, oneigenlijk is. Wij willen voorstellen de ge
differentieerde toepassing naar gebied te schrap
pen. De gemeenteraad had oorspronkelijk de hoop
dat door toepassing van artikel 56 de woonfunctie
goed zou kunnen worden behouden. Deze hoop is voor
een deel bewaarheid, maar er zullen ook andere
maatregelen dan het toepassen van artikel 56 moe
ten worden gehanteerd. Wij menen dan ook dat het
ogenblik is aangebroken waarop we er zicht op