14 APRIL 1977
297
Het college stelt zich voor tot differentia
tie over te gaan en met drie systemen te werken.
Voor het deel van de binnenstad, gelegen tussen de
city en de singels, wordt in het bijzonder aan de
goede en goedkope woningen gedacht. Dit lijkt mij
een goed systeem om de woonfunctie numeriek te
steunen.
Tussen de verschillende woonwijken zouden
zich negatieve zakelijke ontwikkelingen kunnen
voordoen. Te dien aanzien moet een toetsingscrite
rium worden gehanteerd, dat mede wordt aangereikt
door deskundigen dié ook de alternatieve bestem
mingen op hun merites moeten beoordelen. Bij arti
kel 56 is immers geen sprake van eenrichtingsver
keer in de zin van de woningwetgeving: er staan
wel degelijk ook andere belangen op het spel, wan
neer men de levendigheid en het totaal functione
ren in de binnenstad wil garanderen. Ik acht het
zinvol dat aan de Kamer van Koophandel in dezen om
advies moet worden gevraagd, omdat bepaalde ver
zorgende bedrijven zeker in de binnenstad thuis
horen: zij kunnen moeilijk in een nieuw bestemmings
plan worden ondergebracht of in een dorp dan wel
elders worden gehuisvest, zodat wel degelijk een
plaats in de binnenstad moet worden ingeruimd. In
mijn eigen woonomgeving ontdek ik dagelijks dat
''verkantoring" in beperkte mate zich goed met de
woonfunctie verdraagt, zonder dat dit ten koste
van het woonklimaat gaat. Deze twee elementen mo
gen met elkaar in competitie worden gebracht.
Als de gemeente constateert dat er ergens ne
gatieve ontwikkelingen plaatsvinden, dient zij
naar onze mening primair een beleid door het maken
van bestemmingsplannen te voeren, aangezien in be
stemmingsplannen de hoofdaccenten van karakters
van gebieden worden aangegeven. Hier is tevens de
rechtszekerheid bij de bescherming van onze binnen
stad in het geding. Een ondersteunend kader biedt
in een beleid dat op langere termijn moet worden
bekeken meer mogelijkheden in positieve richting
dan het toepassen van artikel 56 dat met grote