13 JANUARI 1977 29 kunnen spreken, want anders voeren we onbehoorlijk bestuur Tijdens de discussie over de Haagse Beemden is veel aandacht besteed aan het toewijzingsbeleid. De V.V.D.-fractie heeft daar een duidelijk stand punt over ingenomen, maar de vragen die onze frac ties en de fractie van het C.D.A. daarover hebben gesteld zijn niet geheel beantwoord: daar zouden we nog op terugkomen. Door deze grond nu op deze wijze aan Wilma te verkopen, regelt de raad een en ander onherroepelijk. Wij vinden dat onbehoorlijk en onverantwoord bestuur. De heer CRUL: Wilma is voor deze raad een be kende firma, waarmee wij in verband met de Hoge Vucht vrij veel te maken hebben gehad. Nu zijn er tegen de toepassing van artikel 19 van de wet op de ruimtelijke ordening waarover ik nu trouwens niet wil spreken bezwaren ingediend. Uit de ge dragslijn van gedeputeerde staten in vergelijkbare gevallen blijkt dat de kans bestaat dat de bouw niet de vereiste goedkeuring krijgt. Van de wet houder zou ik graag vernemen in welke situatie wij dan juridisch en financieel ten opzichte van Wilma zouden verkeren, aangenomen dat de meerderheid van de raad het voorstel onder nr. 6 goedkeurt. De heer LAMBREGTS: In eerste termijn heb ik inderdaad verzuimd in te gaan op de opmerkingen van mevrouw Paulussen over de gronduitgiftemetho- diek. In de commissie openbare werken is, zoals reeds is gezegd, besloten tot aanhouding van de uitvoerige nota over dit onderwerp. Als dit echter voor ons tot gevolg zou hebben dat wij geen enkele beslissing meer op dit gebied zouden nemen, zouden wij onze verantwoordelijkheid ontlopen. Wanneer er zoiets als deze grondverkoop op je af komt, zul je moeten afwegen wat het belangrijkste is. De gang van zaken tot nju toe is voor de C.D.A.-fractie nu niet direct een reden om te vinden dat de grond- uitgiftemethodiek in Breda hoognodig moet worden veranderd. Wij zijn het in grote lijnen met de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 29