14 APRIL 1977
303
doelstelling van de raad na te streven. Ik ben het
echter met de heren Ten Wolde en Houben eens dat
er in dezen in feite in zekere zin een oneigenlijk
gebruik van artikel 56 wordt gemaakt. Ik heb daar
in de commissies op gewezen en ik wil het hier in
de openbaarheid herhalen. Artikel 56 heeft in fei
te een geheel andere bedoeling: het houdt verband
met de woningproblematiek in een totale gemeente.
We hebben echter gezocht naar een instrument en
dit was het enig beschikbare en voor de hand lig
gende. Als we de toepassing van artikel 56 in die
context hebben aangevraagd, moeten we het in deze
beschouwingen als zodanig blijven gebruiken.
Naar mijn mening is het niet gewenst daarop
sloeg mijn beeldspraak over baby's en beschuiten
met muisjes nu de toepassing van artikel 56,
op de hierboven omschreven basis gevraagd, is ver
kregen, te betogen dat het artikel niet wordt ge
bruikt in de context waarin het óók zou kunnen. Er
wordt nu namelijk een tweede problematiek geïntro
duceerd, doordat men artikel 56 alleen tegen de
achtergrond van de in Breda bestaande woningnood-
operationeel wil gaan maken. Ik vind dat een on
eigenlijke discussie.
Artikel 56 moet worden gezien tegen de ach
tergrond van de binnenstandsoperatie en het uit
voeren van de doelstelling van de gemeenteraad,
waarvoor dit artikel een instrument is. In dit
verband zou ik op enkele opmerkingen van de heer
Houben ingaan. In één van de door P.v.d.A./P.P.R.
ingediende moties wordt bepleit het criterium
"goed en goedkoop" dat op blz. 2 van de nota wordt
omschreven, te laten vervallen teneinde het bestre
ken gebied groter te maken. Dit pleidooi staat
niet in een redelijke verhouding tot de bedoeling
waarmee wij de toepassing van artikel 56 hebben
aangevraagd. Daarnaast meent de heer Houben dat
ook de gedifferentieerde toepassing naar gebied
moet worden opgeheven en dat artikel 56 integraal
voor het gehele gebied moet worden toegepast. Ik
verwijs de heer Houben naar de brief van het