304 14 APRIL 1977 college en naar het antwoord van de staatssecreta ris, waarin deze zelf differentiatie aanbrengt. Terwijl toepassing van artikel 56 alleen voor de binnenstad niet mogelijk is en derhalve op geheel Breda betrekking moet hebben, neemt de staatsse cretaris aan dat wij buiten de binnenstad terug houdend zullen optreden. Door de minister c.q. de staatssecretaris zelf wordt dus differentiatie aangebracht waarmee de bedoeling van artikel 56 nader wordt verklaard. Ik vind het van de heer Houben een beetje flauw maar dat zeggen hij en ik altijd tegen elkaar als hij zegt dat in de commissie ruim telijke ordening zelfs niet kon worden aangeduid om hoeveel gevallen het misschien gaat. In de com missie is duidelijk toegegeven dat het college en het ambtelijk apparaat niet bij machte zijn te zeggen aan hoeveel panden per jaar in verband met de artikel 56-procedure moet worden gedacht. In de paar maanden dat we onder de vigeur van arti kel 56 werken hebben we globaal gesproken met een tiental gevallen te maken gehad, maar ik vraag mij af of dat maatgevend voor het verdere gebruik van artikel 56 is. In verband hiermee staat de kwestie van het controle-apparaat, waarover ook de heer Ten Wolde heeft gesproken. Voor alle duidelijkheid wijs ik erop dat wij niet bij machte zijn bij de dienst openbare werken of op welke plaats in het gemeen telijk apparaat ook een apart controleapparaat op te richten om de naleving van artikel 56 te con troleren, want daarvoor zouden een aparte contro ledienst en een apart administratief apparaat no dig zijn. Er zijn twee dingen die we wêl kunnen doen: 1wanneer we bij de aanvragen om een bouw vergunning worden geconfronteerd met verbouwings plannen waaruit blijkt dat men iets aan de woon bestemming wil onttrekken, kunnen we conform arti kel 56 ingrijpen; 2. ook kan in het kader van artikel 56 worden

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 304