14 APRIL 1977
307
Ik kom tot een samenvatting van mijn beant
woording. Ik hoop dat de raad hoe genuanceerd
men ook over artikel 56 kan denken de toepas
sing ervan een positieve bijdrage vindt tot het
operationeel maken van de doelstelling die door de
raad ten aanzien van de binnenstad is geformuleerd,
namelijk het handhaven c.q. versterken van de
woonfunctie. Artikel 56 kan ons daarbij helpen en
we hebben de toepassing ervan verkregen; op dit
ogenblik doet het college mededelingen over de
wijze waarop het de toepassing zal doen verlopen.
De door P.v.d.A./P.P.R. ingediende moties doen
mijns inziens de bedoelingen die we ten aanzien van
een en ander hebben, geweld aan, terwijl zij aan
de toepassing van artikel 56 andere doeleinden ten
grondslag leggen. Ik moet dan ook zeggen dat wij
de raad de aanvaarding van deze beide moties sterk
ontraden.
Mevrouw VAN ROOIJ-VAN DEN HEUVEL: Ik verzoek
om een korte schorsing.
De VOORZITTER: Ik schors de vergadering.
SCHORSING.
De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering.
Mevrouw VAN ROOIJ-VAN DEN HEUVEL: Ik zou een
stemverklaring willen afleggen over de moties.
Beide moties stroken niet met de opvatting van de
CDA.-fractiezoals die op 8 en 9 maart 1976 in
de besluitvorming is opgenomen. Bovendien is mijn
fractie van mening dat het verwerken van in een
commissie gedane mededelingen in een motie een
goedkope manier van politiek bedrijven is. De
CDA^fractie zal tegen beide moties stemmen.
De heer HOUBEN: Ik ben een beetje verbaasd,
vooral over die laatste opmerking. In de moties
wordt naar mijn mening geen propaganda bedreven
voor eigen stokpaardjes, maar als men dat erin wil
lezen, wordt de discussie heel erg moeilijk. Ik
zal daar verder maar niet te veel op ingaan.