14 APRIL 1977
309
gaan, namelijk door gunstige condities te scheppen.
Welnu, in de overwegingen van motie nr. 2 worden
maatregelen genoemd zoals het maken van bestem
mingsplannen, de aankoop van panden voor volks
huisvestingsdoeleinden, het oprichten van stads
vernieuwingscorporaties waarop ook de heer Ten
Wolde het oog heeft en die gunstiger condities
voor de woonfunctie scheppen. Ik neem dan ook aan
dat in ieder geval de fractie van de V.V.D. de
tweede motie zal steunen.
De heer TEN WOLDEIk zal meteen maar met mo
tie nr. 2 beginnen. In de overwegingen van deze
motie wordt geconstateerd dat artikel 55 van de
woningwet niet in het kader van de ruimtelijke or
dening mag worden gebruikt. Dat komt overeen met
onze opvatting, aangezien wij liever een conditie-
scheppend beleid zien dan het toetsen via artikel
55 van bestemmingsverandering van bepaalde panden
in de binnenstad. Deze opvatting vormt één van de
hoofdargumenten op grond waarvan wij nogal wat be
zwaar hebben tegen de toepassing van artikel 56.
Daarnaast wordt in de overwegingen van de mo
tie een sloopvergunningenbeleid genoemd. Een der
gelijk beleid heb ik niet als een mogelijk alter
natief middel vermeld, want daarbij wordt geoor
deeld over het wel of niet in een bouwkundig ge
vaarlijke staat verkeren op basis van wetgeving
waarvan ik nu even de naam kwijt ben. Het is niet
de bedoeling dat langs deze indirecte weg een be
leid op het gebied van de ruimtelijke ordening
wordt gevoerd.
Deze twee overwegingen gebruikt de heer Houben
als ondersteuning van zijn betoog dat we naast ar
tikel 56 tot een geschikter middel moeten komen.
Ik wijs erop dat ik in dit verband heb gedoeld op
de bestemmingsplannen die te zijner tijd door de
raad op basis van het structuurplan moeten worden
vastgesteld. Op die manier kunnen we mijns inziens
tot zekerheidstelling komen waarbij een functie in
hoofdzaak kan worden ondersteund. Het