14 APRIL 1977
319
schooltijd in gymnastieklokalen aan door
gymleraren begeleide sport kunnen doen.
Het sporten en bewegen dient onder zódanige
omstandigheden te geschieden dat er geen drempels
en beperkingen meer zijn. De drempels zijn vaak
niet alleen van financiële aard. Dikwijls durft
men zich niet bij de sporters aan te sluiten omdat
men zich te onhandig voelt, denkt in de bestaande
sfeer niet mee te kunnen en te onzeker is in het
prestatie-/competitie-element
Samenvattend: in het algemene deel van de no
ta dient veel meer aandacht te worden besteed aan
het verlagen van het aantal niet-sportersbij
voorbeeld onder lagere milieugroepen en vrouwen.
Hierbij valt ook te denken aan sporten op scholen
en bedrijven.
Ook de recreatiesport dient vanwege bijvoor
beeld lagere drempels en de relatieve afwezigheid
van concurrentie- en prestatiedwang veel meer aan
dacht te krijgen. Het sportbeleid dient meer on
derdeel te gaan worden van het totale welzijnsbe
leid in wijken en buurten.
Wij delen de mening van de verenigingen dat
de nota voor maximaal vijf jaar moet gelden. Er
moet regelmatig worden bijgesteld en een tijdsduur
van tien jaar is dan ook niet raadzaam.
De recreatiesport is een belangrijk deel van
het niet-georganiseerde sporten. Wij denken aan
het recreatief sporten in wijk en buurt. Het is
nog steeds zo dat er in grote delen van de stad
nauwelijks recreatieve sport kan worden bedreven.
Concreet geeft het college in de nota op dit punt
geen beleid aan. Voor wat de verenigingensport be
treft weet men in grote lijnen waar men naartoe
gaat. Extra aandacht moet worden geschonken aan
groepen in onze samenleving zoals arbeiders, huis
vrouwen en gehandicapten, die veel minder sporten
dan andere groepen. Deze groepen kunnen bovendien
praktisch geen gebruik maken van de bestaande ac
commodaties in Breda. Het college dient er dan ook
voor te zorgen dat deze groepen in zijn beleid