14 APRIL 1977 recreatiesportafdeling hebben, in aanmerking te laten komen voor een extra subsidie. Veel verenigin gen doen uitstekend werk. Veel besturen maken hun tijd vrij om vele sporters de gelegenheid te ge ven te sporten. Veel verenigingen zijn ook erg wijkgebonden. Het verdient aanbeveling een gelei delijke verhoging voor deze verenigingen ter hand te nemen en nog meer verenigingen te stimuleren tot het opnemen van een afdeling recreatiesport. Een en ander mag er echter niet toe leiden dat juist de amateursport de dupe wordt van het ont wikkelen van de recreatiesport. Ik kom toe aan enkele opmerkingen over het subsidiebeleid. Er dient meer aandacht geschonken te worden aan de jeugd, aan gehandicapte sporters en aan huisvrouwen. Er moet naar worden gestreefd de sportclubhuizen in het wijk- en buurtniveau op te nemen. Men kan ook stellen dat de sociale ont moetingsruimte een functie moet krijgen in een sobere accommodatie, op wijken gericht. Beheers- en overlegstructuur. Voor wat de nieuw te vormen Sp.A.R. betreft willen wij duide lijk stellen dat daarin een vertegenwoordiging van de recreatiesporters dient te worden opgeno men, opdat de belangen van deze sporters bij de gemeente optimaal kunnen worden behartigd. Wij zijn het met de sportstichting eens dat het subsi diebeleid bij de dienst jeugd en sport moet wor den gelegd. Ik ga vervolgens in op het accommodatiebeleid. Met belangstelling zien wij de nota accommodatie beleid tegemoet, maar we willen er nu toch al wel iets over zeggen. Allereerst vind ik dat met name op dit onderdeel de zelfwerkzaamheid van de vere nigingen dient te worden gestimuleerd, in samen spraak met de desbetreffende verenigingen. Voorts betreuren wij het dat in dit deel van de nota niet wordt aangegeven wat het college in de nota accom modatiebeleid wil opnemen. Dit zou vooral nuttig zijn geweest voor de niet aan verenigingen verbon den sporters. Op blz. 50 van de nota schrijft het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 322