326
14 APRIL 1977
worden of Breda in dezen een centrumfunctie heeft.
Een ander te onderzoeken element is het bestaan
van ledenstops en de oorzaken van vóórkomende le
denstops. Daarbij komen problemen van sporttechni-
sche aard en op het gebied van het organisatorisch
kader aan de orde, alsmede de vraag of er voldoen
de kader is en of het kader wordt bezoldigd. Het
bedoelde onderzoek moet voorts worden gericht op
de hoogte en de samenstelling van de contributies,
op de toto-inkomsten en op de sponsoring.
Een onderzoek als hier bedoeld is voor de
concrete beleidsvoering onontbeerlijk en dient
elke vier jaar te worden herhaald. Ik vermeld nog
dat voor het verkrijgen van een goed inzicht in
de sport in Breda ook sport, beoefend in scholen
en bedrijven, dient te worden bestudeerd en dat de
resultaten van die studie in het beleid moeten
worden verwerkt. Concreet stellen wij voor op kor
te termijn een onderzoek in te stellen naar de
feitelijke ontwikkelingen in de georganiseerde
sport in Breda in de periode '70-'77, alvorens de
deelnota's uit te werken. Op langere termijn die
nen het N.W.I.T.-onderzoek en het hiervoor genoem^
de onderzoek om de vier jaar te worden herhaald,
wat nog eens te meer pleit tegen het plan van het
college om de nota nopens sport richtinggevend te
laten zijn.
De heer Martens dient vervolgens acht moties
in die als volgt luiden:
ALGEMENE MOTIE
De gemeenteraad van Breda,
in vergadering bijeen op 14 april 1977,
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders,
met betrekking tot het sportbeleid 1976 - 1985,
gehoord de diskussies rond dit onderwerp,
overwegend
dat drempels van financiële of andere aard nu vaak