14 APRIL 1977
327
deelnemen aan sport in de weg staan,
dat de sport op dit moment te sterk gebaseerd is
op konkurrentie- en prestatiedwang,
dat met name maar niet alleen de topsport af te
keuren uitwassen kent,
dat de gemeentelijke overheid 95 van de sport-
subsidie betaalt en dus het recht en de plicht
heeft zich over de wenselijke ontwikkelingen in de
sport uit te spreken,
spreekt als zijn mening uit dat
het sportbeleid in Breda voorrang moet geven aan
die sportvormen, die minder drempels kennen, minder
prestatiegericht zijn en minder uitwassen kennen.
MOTIE 0.
De gemeenteraad van Breda,
in vergadering bijeen op 14 april 1977,
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders,
met betrekking tot het sportbeleid 1976 - 1985,
gehoord de diskussies rond dit onderwerp,
overwegend dat, alhoewel de mogelijkheid aanwezig
was
de niet georganiseerde sport niet op de kollegeno
ta heeft gereageerd,
dat de georganiseerde sport wel een waardevolle
inbreng heeft gegeven,
dat voor een evenwichtig beleid nu en in de toe
komst samenspraak met beide groepen nodig is,
spreekt als zijn mening uit dat
a) de kernpunten van de kollegenota en dan de re-
akties daarop op wijk- en buurtniveau of ten
minste op stedelijk niveau bij de niet in
sportklubs georganiseerde mensen in diskussie
moeten worden gebracht,