14 APRIL 1977
343
het beste op bepaalde terreinen daar is het
college ook in andere sectoren mee bezig dui
delijk kunt aangeven wat je wilt, om dat dan van
uit een bepaalde achtergrond te benaderen. Het is
beter op die manier te werk te gaan dan te verzui
pen in de problemen en het gebied dat je wilt be
strijken zó groot te maken, dat er in feite niet
veel anders meer uitkomt dan heel vage kreten.
In dit verband heeft de heer Lambregts opge
merkt dat er wat hem betreft een inventarisatie
zou moeten komen van wat de bedrijven, instellin
gen en scholen op het gebied van sport doen. Hij
heeft evenals trouwens de heer Martens ge
vraagd wat er te dien aanzien van het college valt
te verwachten. De schoolsport hebben we in deze
nota buiten bespreking gelaten omdat die volkomen
eigen criteria kent en vanuit de sfeer van de li
chamelijke opvoeding wordt benaderd. De school-
sportbeoefening is duidelijk onderwerp van bespre
king; in dat verband wijs ik op de relaties die
in de nota ten aanzien van onderwijssportaccommo-
daties worden gelegd. Bovendien is de lichamelijke
opvoeding op scholen in beweging het recreatie
ve element komt meer aan de orde en houdt een
commissie zich met de modernisering van het leer
plan voor de lichamelijke opvoeding bezig. Dit
alles wordt in de eerste plaats vanuit de onder
wij shoek benaderd en hoewel ook de sector jeugd
en sport zich er graag mee bezig wil houden dient
het onderwijs naar onze mening voorop te lopen.
Waar dat mogelijk is moet uiteraard worden samen
gewerkt: uit de projecten die inmiddels in Breda
zijn gerealiseerd, blijkt dat die samenwerking
voor Breda veel oplevert.
Ik kom vervolgens op de algemene doelstelling
van het sportbeleid en de betekenis van de sport.
De heer Martens heeft erop gewezen dat wij gebruik
maken van een doelstelling die het huidige kabinet
in zijn nota sportbeleid heeft verwoord. Ik vind
dat dat moet kunnen. Als je net ermee eens kunt
zijn en van mening bent dat er goede gedachten aar.