14 APRIL 1977 351 van het geheel bekend is. De heer Lambregts heeft opgemerkt dat er zo wel ten aanzien van de veldaccommodatie als ten aanzien van de zaalaccommodatie achterstanden zijn hetgeen betekent dat naar andere steden en dorpen moet worden uitgeweken. Dit is juist, maar we zijn gezamenlijk bezig enigszins op de achterstanden in te lopen. In dit verband wijs ik op de Kwakkelhut- straat, de Ritsenstraat, de voorzieningen aan de streekschool en de voorziening in Princenhage. Ik hoop dat bij de presentatie van de meerjarenbegro ting zal blijken dat er nog wel wat meer in het vat zit. Tot slot zou ik nog willen ingaan op het plei dooi dat de heer Lambregts ten aanzien van de bin nenstad heeft gehouden. Ik onderschrijf wat hij daarover heeft gezegd: we moeten zeer zorgvuldig bekijken of er mogelijkheden kunnen worden gecre- eerd, in het bijzonder voor de kinderen die daar leven. Ik dank u. De heer MARTENS: Mag ik vragen of de wethou der de moties wil meenemen? De VOORZITTER: Niet in stemming brengen maar meenemen Wethouder VAN GRAAFEILANDIk wil graag op de moties ingaan, Ik stel het op prijs dat ik de mo ties op een zodanig tijdstip heb ontvangen, dat ik mij op de behandeling ervan heb kunnen voorberei den De algemene motie is min of meer de ingang tot de andere moties: zij geeft de drempels aan. Ik moet zeggen dat ik deze motie een buitengewoon vaag stuk vind, Ik geloof dat in iedere vorm van sport zowel op prestatie gerichte als minder op prestatie gerichte elementen aanwezig zijn en dat iedere vorm van sport al dan niet tot uitwassen kan leiden. Het is erg moeilijk aan te geven welke vormen van sport wel en geen drempels kennen, wel of niet op prestatie gericht zijn en wel of niet

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 351