364
14 APRIL 1977
inslikken, want wat de heer Koertshuis vanavond
namens de V.V.D-fractie heeft gepresteerd grenst
naar mijn gevoel aan het ongelofelijke. Een groe
pering die probeert zorgvuldig mee te besturen,
moet men niet op die wijze tegemoet treden. Ik heb
de indruk ik kan het niet anders zeggen en ik
weet nu wat ik zeg, iets wat ik bij de heer Koerts
huis, gezien zijn opmerkingen, een beetje betwij
fel dat de meerderheidsfracties, en zeker de
heer Koertshuis, aan een soort imponeergedrag be
ginnen te lijden. Er is irritatie over de voort
durende discussie die wij vragen en over het
voortdurend met de neus gedrukt worden op proble
men die men niet kan oplossen en die men ook niet
wil aanpakken, terwijl dat naar onze mening wèl
zou moeten gebeuren. Die irritatie gaat leiden tot
onheuse bejegingen over en weer en een onheuse be
handeling over en weer. Ik vind dat een heel
spijtige zaak.
We hebben al eerder het gevoel gekregen de
heer Van Asseldonk heeft daar zojuist al op gewe
zen dat allerlei denkbeelden van ons hier wor
den weggestemd, maar later door het college, al
dan niet enigszins gewijzigd, toch weer ter hand
worden genomen en in het beleid gaan meespelen.
Als iets van ons komt, zal het echter worden afge
wezen; ik vind dat erg spijtig.
De heer Koertshuis heeft gesproken over het
produceren van onbenullige moties en te veel mo
ties. Hij heeft ons aangeraden onze visie maar
niet meer schriftelijk in te dienen. Wanneer we
dan zelfs maar uit de notulen moeten verdwijnen
uit de invloed zijn we al voor een deel ver
dwenen --
De heer TEN WOLDEEr is indertijd een ogen
blik geweest waarop C.D.A. en V.V.D. P.v.d.A. en
P.P.R. een plaats in het college hebben aangebo
den, maar zij hebben die niet gewild, omdat de
V.V.D. erin zat. Daar ligt de diepere achtergrond.
Er is niet gezegd dat bepaalde fracties geen