370 18 APRIL 1977 De heer LAMBREGTSIk heb, reagerend op de woorden van de heer Welschen, slechts willen zeg gen dat zijn opmerkingen bij mij de indruk hebben gewekt dat zijn fractiesin de raad op geen enkele manier aan de bak komen, wat hij nu ook heeft bevestigd. Ik zal verduidelijken wat ik hiermee heb wil len zeggen. In ons democratisch stelsel is opposi tie voeren goed en noodzakelijk. Het is zeer te waarderen als de oppositie duidelijk maakt het niet eens te zijn met voorstellen die in strijd zijn met haar programma. Hoe vaak komt het evenwel niet voor dat men zich bij de beoordeling van de voorstellen niet op de kern en intentie ervan oriënteert, maar meer op gegevenheden die welis waar verband houden met de voorstellen, maar niet met de doelstelling. Door dergelijke zijtakken op te blazen loopt men onnodig en onzorgvuldig aan die doelstelling voorbij. Ik ga nu, sprekend namens de fractie van de C.D.A. over tot de beoordeling van de acht moties van de P.v.d.A. en P.P.R. Ik hoop aan de hand van deze moties hetgeen ik zoeven heb gezegd duidelijk te maken. Ik begin met de motie met de algemene strek king, de zogenaamde "algemene motie". Deze motie handelt over stimulering van "die sportvormen, die minder drempels kennen minder prestatiegericht zijn en minder uitwassen kennen", welke sportvor men men zo dicht mogelijk bij de burgers wil bren gen. Waarschijnlijk bedoelt men met de genoemde sportvormen de recreatiesporten, die de laatste tijd sterk in ontwikkeling zijn en binnen de be staande sportverenigingen welig tieren. Hierop wil ik de nadruk leggen. Deze sportverenigingen hebben ruimschoots gelegenheid gehad op de sportnota te reageren, ook volgens de P.v.d.A. en de P.P.R. In dit verband constateer ik dat momenteel een onder zoek wordt ingesteld naar de recreatiesport in het algemeen dus ook naar de individuele beoefenaar door het N.W.I.T., de Sociografische Dienst en

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 370