18 APRIL 1977
371
de dienst jeugd en Sport. Het lijkt ons zinvol de
resultaten van dit onderzoek af te wachten voor
dat wij maatregelen treffen. Het zal, na deze ar
gumentatie, duidelijk zijn dat wij aan deze motie
geen behoefte hebben.
De motievO betreft de inspraak inzake de
sportnota. Tevens wil men bepalen hoe de nog te
verschijnen deelnota's gepresenteerd zullen moeten
worden aan de niet-georganiseerde sportbeoefenaren
en voorts wenste men dat de niet-georganiseerde
sporter via de SPAR invloed kan uitoefenen op het
sportbeleid. Het C.D.A. is van mening dat er ook
voor de nietvgeorganiseerde sportbeoefenaar vol
doende gelegenheid is geweest om desgewenst
dit onderstreep ik -- te reageren, maar de reac
ties uit die hoek zijn minimaal geweest. Om de
vraag waarom het aantal reacties dermate minimaal
was te kunnen beantwoorden zal men eerst iets
over de niet-georganiseerde sportbeoefenaar moe
ten weten en hiervoor is de uitslag van het reeds
door mij genoemde onderzoek nodig. Met het resul
taat van dit onderzoek in de hand is het mogelijk
te bepalen hoe deze sportbeoefenaren zinvol kun
nen worden benaderd. Het is altijd de bedoeling
geweest in de SPAR een drietal leden zitting te
doen nemen die geen directe binding hebben met
sportverenigingen, zodat de niet-georganiseerde
sportbeoefenaren langs deze weg direct invloed op
het sportbeleid kunnen uitoefenen. Onze conclusie
ten aanzien van deze motie is derhalve eveneens
negatief
In motie-1 wordt het college uitgenodigd
maatregelen te treffen die stimulerend moeten
werken met betrekking tot de sportbeoefening in
bepaalde maatschappelijke groeperingen. Wij vin
den dat deze nota een goede basis vormt om sport
beoefening door alle maatschappelijke groeperin
gen mogelijk te maken, Ik zou de heer Welschen
willen adviseren in dit verband nog eens na te
lezen wat in de nota is geschreven over het sub
sidiebeleid waarbij ik in het bijzonder de