372
18 APRIL 1977
doelgroepsubsidie vermeld en het accommodatie-
beleid, waarop op korte termijn in deelnota's
wordt teruggekomen. Het zal duidelijk zijn dat
wij geen reden zien deze motie te ondersteunen.
Motie-2 richt zich op het belang van de re
creatiesport. Dat belang wordt onderkend, op de
pagina's 17, 18 en 19 van de nota wordt hiervan
uitvoerig blijk gegeven. Het college wil deze ma
terie echter gefundeerd uitwerken, waarvoor weer
het resultaat van het aan de gang zijnde onderzoek
moet worden afgewacht. Wij zijn het volkomen eens
met deze logische gedachtengang en zien deze motie
daarom als totaal overbodig.
Motie-3 spreekt over het belang van het sport
gebeuren op wijk- en buurtniveau. In de motie
wordt het sociale element onderstreept en tevens
wordt gesteld dat sportverenigingen op dit gebied
vaak uitstekend werk verrichten. Wij onderschrij
ven deze stelling in woord en daad, hetgeen zeker
bekend is bij de andere leden van de commissie
voor Jeugd en Sport, De nota van het college is
wat dit betreft echter ook zeer duidelijk. Men le
ze in dit verband de pagina's 36, 37 en 38, waar
duidelijk de lijn sportvereniging-clubhuis en de
functie hiervan in de wijk of buurt wordt uiteen
gezet. Tevens wijs ik op hetgeen op pagina 50
wordt gesteld. Ik citeer: "Sportvoorzieningen be
horen tot de wezenlijke elementen van de leefbaar
heid van een woonwijk en vanuit een oogpunt van
bewegingsrecreatie en gelet op de wens om met name
openluchtsportvoorzieningen een zodanig karakter
te geven dat zij de mogelijkheid bieden tot ge
zinsrecreatie Uit deze zin blijkt dat hier
aandacht wordt besteed, waaraan ik toevoeg dat in
de op stapel staande accommodatienota hetgeen ik
zoeven heb geciteerd nader zal worden uitgewerkt.
Men kan zich voorstellen hoe wij over motie-3 den
ken; wij vinden haar eveneens totaal overbodig,
In motie-4 wordt uitgesproken dat om de vier
jaar een onderzoek moet worden ingesteld naar de
feitelijke ontwikkelingen in de georganiseerde en