376
18 APRIL 1977
uitvoerig behandeld; belangstellenden verwijs ik
graag naar de pagina's 468 t/m 472 van de notulen.
Ik zeg dit ten behoeve van iedereen die zich een
oordeel meent te kunnen aanmatigen over de behan
deling van de thans aan de orde zijnde nota, zon
der dat zij hetgeen ter zake eerder in de raad en
commissie is behandeld voor ogen hebben.
De heer WELSCHEN: Ik begrijp dat de woorden
die de heer Van Graafeiland tot mij richt niet
voor mij zijn bedoeld. Ik heb in deze richting
geen vragen gesteld en derhalve ook niet om deze
antwoorden gevraagd.
Hierna worden de ingediende moties in stemming
gebracht.
De heer MARTENS: Ik neem aan dat slechts de
fracties van de P.v.d.A. en de P.P.R. zullen
voorstemmen.
De VOORZITTER: Ik constateer dat de fracties
van de P.v.d.A. en de P.P.R, volstaan met het
vragen van de aantekening dat zij geacht willen
worden vóór de moties te hebben gestemd.
De heer LAMBREGTSHopelijk is het duidelijk
dat het C.D.A. tegen de moties is.
De heer KOERTSHUIS: Ook mijn fractie zal te
gen de moties stemmen.
Hierna worden de "algemene motie" en de mo
ties 0 t/m 6 zonder hoofdelijke stemming verworpen,
onder aantekening dat de dames Giebels-Sprengers
Muntjewerff-van den Hul, Paulussen en Stutterheim-
Edeling en de heren Martens, Hendriksen, Crul,
Oomen, Kaarsemaker en Welschen geacht willen wor
den te hebben voorgestemd.
Vervolgens wordt het voorstel van het college van
Burgemeester en Wethouders in stemming gebracht.
De heer MARTENS: De fracties van de P.v.d.A,
en de P.P.R. betreuren het dat aan de recreatie-