18 APRIL 1977
411
overeenkomstig het voorstel van burgemeester en
wethouders besloten, onder aantekening dat de heren
Martens, Oomen en Welschen, mevrouw Muntjewerff-
van den Hul, mevrouw Stutterheim-Edelingmevrouw
Paulussen, de heren Crul en Hendriksen, mevrouw
Giebels-Sprengers en de heren Kaarsemaker en Houben
geacht willen worden te hebben tegengestemd.
De VOORZITTER: De vergadering is geschorst.
SCHORSING.
De VOORZITTER: De vergadering wordt heropend.
49. bijlage nr. 165.
VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS OVER
HET INTERIMRAPPORT PERMANENTE EDUCATIE. (S)
De heer VISSER: De decentralisatie-idee van
het welzijnswerk en in het bijzonder van het vor
mingswerk is geboren in de door minister Klompé
in 1971 in het leven geroepen zogenaamde commissie-
-Roelfsema. Deze commissie achtte het in verband
met haar nieuw plan voor een subsidieregeling,
namelijk de subsidieregeling vormings- en ontwikke
lingswerk voor volwassenen, noodzakelijk regionaal
en plaatselijk de voorzieningen ten aanzien van vor
ming en ontwikkeling te inventariseren en regionaal
en plaatselijk tot samenwerkingsverbanden te komen.
Deze zienswijze werd overgenomen door staatssecre
taris Meijer. Het begrip "subsidieregeling" werd
vervolgens wegens verdere decentralisatie vervangen
door "bijdrageregeling". Inventarisatie van de
voorzieningen, alsmede een verslag daarvan, werd
nodig geoordeeld om voor een bijdrage in aanmerking
te komen. Het ten uitvoer brengen van deze taak was
toebedacht aan door de gemeenten en provincies in
gestelde regionale en in een later stadium
plaatselijke educatieve centra, de zogenaamde
r.e.c.'s en p.e.c.'s, regionaal educatieve centra
en plaatselijke educatieve centra.